In de voorbereiding van mijn eigen ultratrails de afgelopen jaren heb ik geleerd om een trailspecifieke trainingsopbouw te maken die past bij mijn leven, mijn doelen en mijn behoeftes. Door de zogeheten bloktrainings-leer heb ik aan de lijve mogen ondervinden hoe ‘makkelijk’ en blessurevrij ik een ultratrail heb kunnen uitlopen.  De traditionele progressieve opbouw gaat uit van 10% opbouwen na iedere fase, en voor het trainen van de ultra-afstanden was deze benadering voor mij althans niet te doen… De bloktrainingen daarentegen geven afwisselend zware weken met veel km’s met weken van veel herstel. Het risico op overbelasting wordt hierdoor kleiner en het kost je minder voorbereidingstijd.

Tot mijn verbazing kwam ik via via in contact met diverse artikelen van Tonkie Collée over de o.a. de bloktraining als opbouw bij endurance bij paarden. Onderstaand artikel schreef zij over de algemene trainingsprincipes bij endurance.  Waar van toepassing heb ik het een en ander toegespitst op de hond of delen weggehaald die specifiek gericht waren op het paard. Lees deze basisprincipes, stel jullie eigen doelen voor het komende canitrailseizoen en zet jullie eerste trainingsschema op 🙂
Succes!

Algemene trainingsprincipes 

Een goed trainingsplan houdt in zijn ontwerp rekening met een aantal basale trainingsprincipes. Trainingsprincipes zijn algemeen gehanteerde aanwijzingen voor het trainingsproces. Trainingsprincipes zijn geen regels of wetten maar bakens die je

helpen om effectief te trainen. In het boek “Duurtraining” van Fritz Zintl worden deze trainingsprincipes uitgebreid besproken. Hier volgt een samenvatting :

  1. Werkzame belasting;

Elke training heeft een belastingsintensiteit (het product van omvang x intensiteit) en die moet een bepaalde grens overschrijden om een adaptatie- reactie te veroorzaken en dus werkzaam te zijn. De prikkelniveaus die onderscheiden worden zijn;

onderdrempelig, zwak bovendrempelig, sterk bovendrempelig en te sterk bovendrempelig. Onderdrempelige prikkels hebben geen effect, zwak bovendrempelig onderhouden het functieniveau, sterk bovendrempelige prikkels zorgen voor fysiologische en anatomische veranderingen (= optimaal)  en te sterke prikkels gaan ten koste van de functie. Tot welke categorie een trainingsprikkel behoort, is afhankelijk van de getraindheid van de hond.

Voor een jonge hond kan een long slow distance (LSD) training van 30 minuten al een bovendrempelige prikkel terwijl voor een getrainde oudere hond diezelfde training geen enkel effect heeft. In de basistraining van een jonge hond worden sterk bovendrempelige

prikkel vermeden om het bewegingsapparaat rustig te laten wennen aan het lopen van (lange) afstanden.
Niet elke trainingseenheid hoeft sterk bovendrempelig te zijn.

Een afwisseling tussen zwak bovendrempelig en af en toe sterk bovendrempelig of veel zwak bovendrempelige trainingen koppelen werkt in de praktijk prima.

  1. Progressief toenemende belasting;

Wanneer de trainingsbelasting gedurende een lange periode gelijk blijft, past het organisme zich zo aan dat dezelfde belastingsprikkel niet meer bovendrempelig werkt en zelfs onderdrempelig wordt. De daaruit voorvloeiende conclusie is dat de trainingsbelasting in bepaalde perioden opgevoerd moet worden om progressie te blijven maken.

Toename in kleine stappen (geleidelijk) is altijd zinvol zolang dat leidt tot een prestatieverbetering. Bij zeer goed getrainde honden is een meer sprongsgewijze belastingtoename noodzakelijk omdat de kleine (geleidelijke) veranderingen van de externe belasting niet meer tot adaptatie leidt. (adaptie = Het aanpassen van het lichaam aan de trainingen)

Geleidelijke toename is een veilige weg naar het lopen van steeds langere afstanden. Wanneer de wedstrijdafstand erg lang wordt is het praktisch niet meer mogelijk om via de weg van geleidelijkheid toe te werken naar een wedstrijd.  Sprongmatige belastingtoename is dan een uitkomst maar waag je pas aan deze relatief risicovolle opbouwmethode als je hond een zeer solide basis heeft.

Blessuregevoelig honden komen niet in aanmerking voor deze manier van trainen!!!

  1. Variatie in trainingsbelasting;

Een eenzijdige trainingsbelasting leidt tot een daling van het prestatiebevorderende effect en uiteindelijk tot stagnatie in het trainingseffect. In de praktijk worden veranderingen van intensiteit, duur van de training, bewegingsdynamiek, keuze van de oefeningen en herstelperioden toegepast om die monotonie te voorkomen en het lichaam gevoelig voor prikkels te houden.

Met andere woorden; train gevarieerd. Speel met afstand, snelheid, terrein, gangen, hersteltijd, oefenvormen. Wissel conditietrainingen af met technische trainingen.

  1. Optimale afstemming van belasting en herstel;

Dit principe is gebaseerd op het feit dat het lichaam na een sterk bovendrempelige training (= belastingsprikkel) tijd nodig heeft om te herstellen. Pas als het lichaam hersteld is (tijdstip 3 op de afbeelding) kan een volgende trainingseenheid onder goede omstandigheden uitgevoerd worden. Belasting en herstel zijn in zekere zin als een eenheid te beschouwen.


Het juiste moment om de volgende trainingsprikkel te geven; tijdstip 3. Tijdstip 2 is te vroeg, tijdstip 4 niet meer optimaal. Hoeveel tijd er verstrijkt tussen de trainingsprikkel en de eerste supercompensatie, is van zoveel factoren afhankelijk dat daar geen universeel antwoord op is.


Het effect op lange termijn van een juiste trainingsfrequentie.

Bloktraining; gekoppelde long slow distance trainingen om een hond voor te bereiden op het echte lange werk.

Om een hond voor te bereiden op het echte lange afstandwerk zal je bij vlagen flink moeten trainen. Wissel die zware perioden telkens af met rustmomenten. Zo voorkom je blessures en hou je een hond enthousiast.

  1. Herhaling en duurzaamheid;

Voor het bereiken van een optimale adaptatie is het noodzakelijk dat de trainingsbelasting meerdere malen herhaald wordt. Pas dan krijg je een stabiele aanpassing van het lichaam.

Dit is de zogenaamde pas op de plek. Niet na 3 keer dezelfde afstand tijdens een canitrailevenement te hebben gelopen meteen al willen promoveren naar een langere afstand maar je hond de tijd gunnen om een bepaalde afstand echt te leren beheersen..

  1. Periodisering en cyclisering

Een hond kan zich niet het hele jaar in topvorm zijn omdat in topvorm zijn ook betekent dat je je op de grens van je individuele belastbaarheid bevindt. Daarom wordt het seizoen in perioden verdeeld. In de voorbereidingsperioden zit je in een stijgende lijn, in de wedstrijdperiode stabiliseer je en in de overgangsperiode krijgt een hond rust maar zal als het gevolg van die rust het prestatievermogen afnemen.

Deze periodisering zie je niet alleen binnen 1 seizoen maar ook door de loop der jaren.

Werk toe naar een prestatiedoel en durf daarna ook de teugels te laten vieren.

  1. Individualiteit en ontwikkelingsgebondenheid;

Het is voor een optimale ontwikkeling van het prestatievermogen van wezenlijk belang om rekening te houden met de persoonlijke eigenschappen van je hond.

Het gaat in eerste instantie om door aanleg bepaalde lichamelijk mogelijkheden (bouw, begaafdheid en trainbaarheid) en mentale eigenschappen (temperament, motivatie en intelligentie).

Stem je doelen af op de mogelijkheden van je hond. Wijze woorden; als God het er niet in heeft gestopt kan je het er ook niet uithalen.

  1. Toenemende specialisering;

Men onderscheidt algemene en specifieke trainingsaanpassingen. Algemene adaptatie betreft met name de aanpassing in zuurstofopname en hartfunctie.

Specifieke adaptatie is de adaptatie van bijvoorbeeld de skeletspier.  Een hond die veel in galop loopt heeft een andere spier adaptatie dan een hond die voornamelijk draaft. Een hond dat altijd op vlak terrein loopt kan hopeloos in de problemen komen op heuvelachtig terrein.

Bij het canitrailen komt die specialisering tot uiting in de keuze van de gang waarin getraind wordt. Die moet overeenkomen met de het wedstrijdtempo. Daarnaast kan het terrein/ondergrond waarover getrailed wordt sterk verschillen. Bereid je hond daar specifiek op voor waarbij geldt; hoe langer de afstand of de snelheid hoe belangrijker het is dat je specifiek getraind hebt.

  1. Wisselwerking tussen de afzonderlijke trainingselementen;

Hiermee wordt de gedoseerde afstemming van de training op de verschillende conditionele vaardigheden bedoeld maar ook het op elkaar afstemmen van de verhouding tussen bijvoorbeeld conditie- en techniek (loopscholing) training.

Was het maar zo simpel dat het steeds opvoeren van het aantal trainings- en wedstrijdkilometers leidt tot een topprestatie. Een goede endurance prestatie is op veel meer gebaseerd dan alleen kilometers. En wat voor kilometers; veel en langzaam of weinig en snel? Uiteindelijk zal je alle trainingsvormen waarvan je vindt dat ze een bouwsteen moeten vormen van je totale trainingsplan een plek moeten geven. Sommige trainingsvormen vullen elkaar aan terwijl andere concurreren.

De beste training is de wedstrijd/ canitrailevenement zelf. Er is simpelweg geen specifiekere training mogelijk. Valkuil is dat een wedstrijd ook te sterk bovendrempelig kan zijn wanneer een hond onvoldoende is voorbereid. Alleen wedstrijden als training gebruiken en zo langzaam maar zeker toewerken naar een hoger prestatieniveau is niet effectief. Tussendoor zal dus ook getraind moeten worden. Hoe je die training invult; daar is geen pasklaar antwoord op. In zijn algemeenheid kan je wel stellen dat ieder trainingsprogramma voor een canitrailer het opbouwen van duurvermogen als kern heeft. Die duurtraining zal ondersteund en afgewisseld moeten worden met trainingen die de souplesse, coördinatie, kracht en snelheid ontwikkelen. Variatie aanbrengen in de totale trainingsbelasting, het afstemmen van de verschillende trainingsvormen, voldoende herstel inbouwen, je hond gemotiveerd houden, blessurevrij….knap ingewikkeld. Veel succes.

©Tonkie Collée; inspannings fysioloog.

Literatuur; Fritz Zintl. Duurtraining 1995 De Vrieseborch Haarlem ISBN 90-6076-401-3

Skill of Taak