Fit to Work – een fitness programma voor honden

Het Fit to Work-programma van het Penn Vet Working Dog Center is een geformaliseerde methode voor het beoordelen en ontwikkelen van de fundamentele fysieke conditie van honden. Het volledige artikel heb ik voor wie het Engels onvoldoende beheerst geprobeerd zo goed mogelijk te vertalen. Op de website van de Penn Vet University of Pennsylvania staan nog veel meer interessante onderzoeken en studies voor wie daar interesse in heeft.
c

Fit to Work – wat is het
“Fit to Work is een geformaliseerd, fundamenteel beoordelings- en ontwikkelingsprogramma voor de fysieke fitheid van werkhonden. Het Penn Vet Working Dog Center heeft dit programma ontwikkeld om tegemoet te komen aan de behoeften van begeleiders, trainers en programma’s van werkhonden voor eenvoudige, effectieve en efficiënte methoden om de fysieke fitheid van werkhonden te ontwikkelen en te beoordelen. Fit to Work richt zich op de fundamentele fitnessmodaliteiten kracht, stabiliteit, mobiliteit en proprioceptie. Het Penn Vet Working Dog Center heeft dit programma gedurende drie maanden getest en verfijnd in een gesloten populatie van 31 werkhonden in training. Fit to Work bestaat uit houdingsontwikkeling en onderhoud, warming-up- en cool-downroutines, trainingsoefeningen en beoordelingsmethoden. Om de implementatie voor honden en personeel te vereenvoudigen, omvat het fundamentele trainingsprogramma een aantal oefeningen, gestandaardiseerde progressiestappen, gedefinieerde criteria voor progressie en een verminderde nadruk op aangeleerd gedrag. Fit to Work maakt ook een veilige en progressieve beoordeling van de fundamentele fitheid mogelijk via een gelaagd en goedkoop proces. Toekomstig onderzoek zal zich richten op validatie van de trainings- en beoordelingsmethoden, de ontwikkeling van beoordelingsnormen en de correlatie van fysieke fitheid met operationele prestaties.


INTRODUCTIE
c

Fysieke fitheid van honden

De fysieke fitheid van honden is een vereiste voor veilige en effectieve prestaties van werkhonden. De huidige definities van de fysieke fitheid van honden zijn vaag en vaak gekoppeld aan een specifiek type activiteit (bijvoorbeeld hardlopen, behendigheid). Extrapolerend uit de menselijke literatuur wordt fysieke fitheid door het American College for Sports Medicine gedefinieerd als “een reeks eigenschappen die mensen hebben of bereiken” (1). Het American College for Sports Medicine definieert fysieke fitheid verder in meetbare gezondheids- en vaardigheidsgerelateerde (atletische vaardigheden) attributen (1, 2). De gezondheidsgerelateerde componenten van fysieke fitheid zijn: cardiorespiratoir uithoudingsvermogen, spieruithoudingsvermogen, spierkracht, lichaamssamenstelling (bijvoorbeeld hoeveelheid vet versus spiermassa) en mobiliteit (1, 2). De vaardigheidsgerelateerde componenten van fysieke fitheid zijn behendigheid, balans, coördinatie, snelheid, kracht en reactietijd (1). Het definiëren van de fysieke fitheid van honden in deze termen van meetbare componenten maakt verder onderzoek mogelijk naar de details van elke component en hun impact op de fysieke vereisten van de werkhond om een ​​verscheidenheid aan atletische taken uit te voeren. Hoewel er andere aspecten van fitheid belangrijk zijn voor werkhonden (bijvoorbeeld mentale), zal dit artikel de term ‘fitheid’ gebruiken om uitsluitend naar fysieke fitheid te verwijzen.

c
Fundamentele conditie

Basisfitness voor honden vereist een fundamenteel fitnessprogramma, gekoppeld aan een wetenschappelijk onderbouwd en herhaalbaar beoordelingsproces. Fundamentele fitheid heeft betrekking op mobiliteit, stabiliteit (bijvoorbeeld romp, voorbeen, achterbeen), kracht en proprioceptie die nodig zijn om fysieke basistaken uit te kunnen voeren, zoals rennen, springen (op en neer), navigeren op onstabiele oppervlakken en snel of abrupt van richting kunnen veranderen. De definitie voor elke fundamentele fitnesscomponent is te vinden in onderstaande Tabel 1. Deze componenten zijn geselecteerd om zich in de eerste plaats te richten op de spieren van de kern, de achterpoten en de ondersteunende structuren van zacht weefsel (bijv. fascia, ligamenten, enz.) die niet primair betrokken zijn. wanneer een hond routinematige fysieke activiteiten uitvoert. Honden dragen van nature ongeveer tweederde van hun gewicht op hun voorpoten; dit vertegenwoordigt dus het grootste deel van de ontwikkeling en betrokkenheid van het bewegingsapparaat tijdens normale fysieke activiteiten (3, 4). De ongelijke gewichtsverdeling, samen met veel voorkomende heup- en wervelkolomafwijkingen, kan van invloed zijn op de spierontwikkeling en het onderhoud van de achterpoten en de kern, waardoor deze gebieden vatbaar worden voor blessures of degeneratieve veranderingen tijdens matige en krachtige activiteiten die men tegenkomt in de meeste carrières van werkhonden (5–7). Ontwikkeling van het bewegingsapparaat van een hond in de optimale biomechanische uitlijning door proprioceptie van het hele lichaam, spierstabiliteit en kracht van de kern, voorpoten en achterpoten, en mobiliteit kunnen de gevoeligheid van een hond voor, de ernst van, of de hersteltijd voor een blessure, verminderen.

Tabel 1. Definities van fundamentele fitnesscomponenten voor honden.

Dit fundamentele fitnessprogramma voor honden is ontworpen om te worden opgenomen in een bestaand trainingsprogramma voor werkhonden (bijvoorbeeld zoek- en reddingsacties, wetshandhaving, militairen, enz.). De loopbaantraining van de hond ontwikkelt de basiscomponenten van het cardiovasculaire uithoudingsvermogen en de vaardigheden die verband houden met de loopbaanspecifieke fitheid. Er moet echter aanvullende loopbaanspecifieke fitnesstraining worden gevolgd om de loopbaanprestaties te optimaliseren. Een fundamenteel fitnessprogramma voor werkhonden is ontworpen om oefeningen op te nemen die een minimale aanvullende training van de hond en de geleider vereisen, duidelijke stapsgewijze oefeningsprogressies te omvatten, gebruik te maken van gemakkelijk toegankelijke en goedkope apparatuur, en zou ook toepasbaar moeten zijn op een grote verscheidenheid in de carrières van werkhonden.
c

Fundamentele geschiktheidsbeoordeling

Een van de grootste uitdagingen bij het evalueren van het huidige niveau van de conditie van honden en de impact van welke interventie dan ook, zoals een fitnessprogramma, is het opzetten van een geformaliseerde, herhaalbare beoordelingsmethode. Tot op heden zijn er geen collegiaal getoetste, gepubliceerde onderzoeken naar systematische basisprogramma’s met beoordelingen specifiek voor werkhonden. De methoden voor het maken van een fundamentele fitnessbeoordeling moeten wetenschappelijk valide, betrouwbare en reproduceerbare fitnessgegevens van honden opleveren (8–10). Duidelijke en objectieve uitkomstvariabelen, zoals duur van de oefening, aantal herhalingen of afgelegde afstand zijn van cruciaal belang. De beoordeling moet zo worden ontworpen dat rekening wordt gehouden met de variabiliteit tussen honden en het leereffect van de hond, maar moet leiden tot resultaten die het mogelijk maken de hond te vergelijken met de populatie (9). De persoon die de beoordeling uitvoert, hoeft geen uitgebreide ervaring te hebben, waardoor de betrouwbaarheid binnen of tussen de beoordelaars wordt gemaximaliseerd. Het minimaliseren van menselijke interactie met de hond tijdens de beoordeling is belangrijk om vertekening van de gegevens te voorkomen. Ten slotte moeten de vaardigheden die worden beoordeeld zich rechtstreeks vertalen in de realistische en operationele atletische behoeften van werkhonden (8, 11).
c

Het Fit to Work-programma

De basisoefeningen van Fit to Work (FTW) en de bijbehorende beoordelingsmethode die hier worden gepresenteerd, zijn ontworpen om een ​​geformaliseerde, zeer reproduceerbare en goedkope methode te creëren om de eerste fase van een uitgebalanceerd fitnessprogramma voor werkhonden te creëren. De doelstellingen van het programma zijn om te voldoen aan de fundamentele fitnessvereisten van werkhonden, die momenteel niet aan bod komen in de traditionele trainingsdisciplines. Het programma is ontworpen met de realistische verwachtingen en tijdsbeperkingen van de wereld van werkhondentraining en -gebruik. Om de kenniskloof en het gebrek aan extra trainingstijd aan te pakken, bevat het FTW-programma een aantal oefeningen, gestandaardiseerde progressiestappen en gedefinieerde criteria voor progressie. Het FTW-programma vermindert de behoefte aan aangeleerd gedrag aanzienlijk om de leercurve te verkorten en een beginnende werkhondengeleider in staat te stellen de fysieke fitheid van zijn hond te ontwikkelen. We zullen elk van de componenten van het programma presenteren, hun beschrijving, het doel van de oefening, de bekende of verwachte rol bij prestaties en blessurepreventie, een aanbevolen progressie van moeilijkheidsgraad, een korte samenvatting van contra-indicaties en voorgestelde trainingsbenaderingen.

METHODEN
c

Pilot-implementatie

Alle honden die in de onderstaande implementatie zijn opgenomen, zijn eigendom van het Penn Vet Working Dog Center, School of Veterinary Medicine, University of Pennsylvania. Het Fit to Work (FTW)-programma is opgenomen in het Penn Vet Working Dog Center (PVWDC) Puppy Foundation Program-protocol 804547, goedgekeurd door de University of Pennsylvania Institutional Care and Use Committee.
c

Het FTW-programma werd getest op een gesloten populatie van 31 honden in opleiding voor een carrière in zoek- en reddingsacties, wetshandhaving, detectie voor één doel en medische detectie. Elke hond werd ’s nachts en in het weekend opgevangen door een individu of gezin dat geen FTW-activiteiten uitvoerde. De honden varieerden in leeftijd van 2 maanden tot 6 jaar en waren van de Labrador Retriever (n = 15), Duitse herdershond (n = 8), Belgische Mechelaar (n = 3), Hollandse Herder (n = 3), Kleine Munsterlander (n = 1) en Doberman Pinscher (n = 1) rassen. De honden werden toegewezen aan vijf fulltime trainers die elk de verantwoordelijkheid hadden voor 3 tot 8 honden. Het trainingsteam werd bijgestaan ​​door 20 parttime stagiaires en 30 volwassen vrijwilligers.
c
Fundamentele fitnesstrainingstructuur

De basisfitnesstraining bestaat uit een reeks dagelijkse en driemaal wekelijkse oefeningen. Dagelijkse oefeningen ontwikkelen de houding via de Posture Down en Posture Sit en verbeteren de mobiliteit via de warming-up- en cooling-down-oefeningen voorafgaand aan en onmiddellijk na gematigde of krachtige activiteiten. Drie keer per week neemt de hond deel aan de fundamentele fitnessoefeningen die zich richten op kracht, stabiliteit, evenwicht en proprioceptie. Deze oefeningen zijn verdeeld over twee circuits bestaande uit drie oefeningen per circuit. Circuit één bestaat uit de Posture Down of Chipmunk, de Squat en de Back-up. Circuit twee bestaat uit de Plank, de Pivot en de Back-up. Elk circuit wordt twee keer achter elkaar of afwisselend uitgevoerd. Elke oefening binnen het circuit wordt gedurende 30-60 seconden uitgevoerd. De gehele trainingssessie duurt tussen de 15 en 20 minuten, exclusief de tijd voor het opzetten en afbreken van de apparatuur.

Een samenvatting van de fundamentele fitnessoefeningen, hun fitnessmodaliteitsdoelen en aanbevolen beloningsmethoden is te vinden in onderstaande Tabel 2.

Tabel 2. Samenvatting van de fundamentele fitnessoefeningen en hun primaire en secundaire doelen en de voorkeursmethode voor beloning tijdens de oefening.

DE FITNESSOEFENINGEN
c

* WARMING-UP en COOLING-DOWN
Om de warming-up te voltooien, loopt de hond 30 seconden, draaft hij 30 seconden, voert hij gedurende 15 seconden een Paws-up uit op de arm van de geleider of op een voorwerp (figuur 1A) en voert hij 3 figuur-8-opdrachten uit (figuren 1B-D). ) tussen de benen van de geleider of rond twee voorwerpen of mensen die 45-90 cm (18-36 inch) uit elkaar staan. Het duurt ongeveer 90 seconden om de opwarming te voltooien. (NOTE: naar gelang de buitentemperatuur kun je het wandelen en draven verlengen naar bijvoorbeeld 5 minuten in plaats van 30 seconden)

Om de cooling-down te voltooien, loopt de hond 30 seconden terwijl de geleider observeert op eventuele fysieke of gedragsafwijkingen, voert hij gedurende 15 seconden een Paws-up uit en voert hij aan elke kant een Cookie Stretch in vier posities uit (figuren 1E-H).  Ten slotte controleert de geleider de poten, kussentjes en nagels van de hond op tekenen van letsel. Het afkoelen duurt ongeveer 120 seconden. (NOTE: naar gelang de buitentemperatuur kun je de Cooling-down verlengen door bijvoorbeeld 5 minuten te wandelen in plaats van 30 seconden)

Figuur 1. (A) Toont de houding Poten omhoog (Paws-Up). (B–D) Laat de Figuur-8 zien (E-H) Is de Koekjestretch in vier posities [(E) Neus naar heup, (F) Neus naar schouder, (G) Neus naar achtervoet en (H) Neus naar borst]
c

Doel
De warming-up moet vóór alle activiteiten worden voltooid om het lichaam van de hond voor te bereiden op de komende bewegingen. Het stap- en drafgedeelte van de warming-up verhoogt geleidelijk de lichaamstemperatuur en de weefselmobiliteit (12). De Paws-up richt zich op de heup- en buikweefsels (voornamelijk de iliopsoas-, psoas major- en rectus abdominis-spieren) voor extensie, en de Figure-8 bereidt de nek- en rompweefsels voor (voornamelijk de laterale spieren van de nek, extrinsieke spieren van de voorpoot, interne en externe schuine buikspieren en epaxiale wervelkolomspieren) voor laterale beweging.
c

De cooling-down moet na elke activiteit worden uitgevoerd om de mobiliteit te behouden en te vergroten terwijl de weefsels warm zijn en om eventuele blessures opgelopen tijdens de training te identificeren. Het loopgedeelte van de Cooling-down zorgt ervoor dat de hartslag en ademhaling van de hond beginnen te dalen, en geeft de geleider de mogelijkheid om eventuele kreupelheid te identificeren. De Paws-up richt zich op de mobiliteit van heup- en buikweefsel, en de Four-Position Cookie Stretch richt zich op de mobiliteit van de nek en romp. Ten slotte maakt het controleren van de poten, kussentjes en nagels van de hond na de training een snelle identificatie van problemen in deze blessuregevoelige gebieden mogelijk.
c

Rol bij prestatie- en blessurepreventie
De stap- en drafgedeelten van de warming-up verhogen de bloedstroom en zuurstoftoevoer naar spieren en bindweefsel en verhogen de lichaamstemperatuur ter voorbereiding op activiteiten met een hogere intensiteit (13, 14). De Paws-up en Figure-8 kunnen de beweging optimaliseren en letsel verminderen door de hond toegang te geven tot een groter bewegingsbereik van het weefsel (15–17). Beide bewegingen kunnen ook de neuromusculaire activatie en dus de atletische prestaties vergroten (18, 19).
De gehele Cooling-down geeft het lichaam van de hond de tijd om te herstellen van de activiteit voordat hij terugkeert naar rust en de geleider de gelegenheid om verwondingen te identificeren die niet duidelijk waren toen de hond bezig was met de activiteit. Hoewel stretchen na de inspanning beperkte effecten lijkt te hebben op spierpijn (20), kan de verhoogde weefselmobiliteit door de Paws-up en Four-Position Cookie Stretch het risico op toekomstige weefselbeschadiging verminderen (21, 22) en de toekomstige prestaties verhogen (23). Door de poten, kussentjes en nagels van de hond te controleren, kunnen prestatiebeperkende verwondingen vroegtijdig worden geïdentificeerd en behandeld.
c

Contra-indicaties
Zonder begeleiding van een dierenarts worden actieve lichaamsbewegingen en dus de warming-up en cooling-down niet aanbevolen voor honden met vermoedelijke afwijkingen aan het bewegingsapparaat of hart- en vaatziekten. Bij begeleide revalidatie kunnen het gebruik van en de aanpassingen aan de warming-up en cooling-down worden aangepast aan de blessure of conditie van de hond.
c
Progressie
Het bereik en dus de intensiteit van de Paws-up kan worden vergroot door de hoogte van de arm van de geleider of het gebruikte voorwerp aan te passen.
De intensiteit van de Figuur-8 kan worden vergroot door de breedte tussen de benen van de geleider te verkleinen (of tussen de objecten waar de hond doorheen navigeert) of door de uitvoeringssnelheid te verhogen.
Het bereik en dus de intensiteit van de Four-Position Cookie Stretch kan worden vergroot door de neus van de hond dichter bij elke beoogde positie te brengen of door de duur op elke positie te verlengen.
c

Trainingsaanpak

Hoewel er veel manieren bestaan ​​om de warming-up- en cooling-down-oefeningen uit te voeren of te trainen, hebben we ontdekt dat de volgende goed werken voor onze populatie werkhonden.

* Om de Paws-up op een arm te trainen, laat u de hond zitten, knielen naast hem, schep uw onderarm onder zijn voorpoten en gebruik een speeltje of voedselbeloning om hem in een stand te lokken terwijl u langzaam opstaat. Gebruik het speeltje of de voedselbeloning om ze gedurende de gewenste tijd in de positie van de pootjes omhoog te houden. Veel voorkomende techniekfouten zijn onder meer het te hoog boven de kop van de hond belonen, waardoor de nek van de hond overstrekt en de hond een aanzienlijk deel van zijn gewicht op uw onderarm kan laten rusten.

* Om de Figure-8 te trainen, begint u met uw voeten ongeveer tweemaal uw schouderbreedte uit elkaar. Gebruik een “Aanraak”-commando of lok de hond tussen uw benen en leid de hond vervolgens met afwisselende handen in de ene richting (bijvoorbeeld met de klok mee rond uw rechterbeen), dan terug door uw benen en rond het andere been in de tegenovergestelde richting (bijvoorbeeld tegen de klok in rond uw linkerbeen). Veel voorkomende techniekfouten zijn onder meer een onvoldoende mate van versterking, het geven van onjuist getimede commando’s en onnauwkeurig lokken, waardoor de hond zich niet scherp om uw benen kan draaien. Een goede vorm vereist ook een goede vorm van de geleider, rechtop staan ​​is het doel.

* Om de Four-Position Cookie Stretch te trainen, lokt u de hond in een staande positie, zodat zijn ruggengraat loodrecht op uw ruggengraat staat. Plaats uw andere hand voorzichtig onder hun borstkas of buik om hun positie tegen u te behouden. Lok hun neus weg van je lichaam, in een vlak evenwijdig aan hun ruggengraat naar hun heup, markeer en beloon. Lok vervolgens hun neus naar hun heup en beweeg hem dan geleidelijk zo dicht mogelijk bij zijn schouder, terwijl hij hem in het vlak parallel aan zijn ruggengraat houdt, markeer en beloon. Lok hun neus naar hun heup en beweeg het kunstaas vervolgens distaal totdat hun neus zo dicht mogelijk bij hun achtervoet is, markeer en beloon. Lok ten slotte hun neus tussen hun voorpoten en zo dicht mogelijk bij hun borst, markeer en beloon. Een veel voorkomende techniekfout is het niet vasthouden van de positie van de hond tegen uw lichaam, waardoor hij de intensiteit van de oefening kan verminderen.
c

* HOUDING “SIT” en HOUDING “DOWN”
Om de houding “SIT” goed uit te kunnen voeren, moet de hond met het coxofemorale gewricht, het kniegewricht, de tarsus en de achterbeencijfers in hetzelfde rechte sagittale vlak zitten (Figuur 2). De voorpoten moeten een halve staplengte vóór de achterpoten liggen. De voorpootpoten moeten zich direct onder de schouder bevinden en gedurende de hele oefening op de grond blijven. De schouder- (glenohumerale gewricht), elleboog-, handwortel- en voorpootcijfers moeten in hetzelfde rechte sagittale vlak zijn uitgelijnd als de achterpoten. Om de houdingszitpositie te bereiken, strekt de hond zijn ruggengraat uit en rolt zijn bekken naar voren om een ​​rechte lijn te vormen van de neus naar de basis van de staart (Figuur 2A). Tijdens de beweging moeten de knieën van de hond dorsaal of juist craniaal naar de achterbeencijfers bewegen.

Figuur 2. (A) Toont de houding “Sit” in de juiste positie. Let op de rechte lijn van de kop naar de basis van de staart. De voorpoot wordt in een rechte lijn uitgestrekt. Het kniegewricht bevindt zich dorsaal of net craniaal ten opzichte van de cijfers (lijn 1 toont het bereik van het kniegewricht over de cijfers). (B) Toont de houding “Sit” in de verkeerde positie. Let op de afgeronde voorpoot en wervelkolom (cervicaal, thoracaal en lumbosacraal). Het kniegewricht bevindt zich caudaal ten opzichte van de cijfers.

Om de houding “DOWN” naar beneden goed uit te kunnen voeren, moet de hond zo gaan liggen dat de ipsilaterale rechter- en linker ledematen zich in hetzelfde sagittale vlak bevinden, vaak de “sfinx”-positie genoemd (Figuur 3). Om de houding “DOWN” te kunnen bereiken, buigt de hond zijn schouder en elleboog 10-20°, afhankelijk van de grootte van de hond, rolt zijn bekken naar voren en strekt zijn ruggengraat uit om een ​​rechte lijn te vormen van de neus naar de basis van de staart (figuur 3A). Tijdens de beweging moeten de knieën van de hond dorsaal of juist craniaal naar de achterbeencijfers bewegen.

Figuur 3. (A) Toont de houding “DOWN” in de juiste positie. Let op de rechte lijn van de kop naar de basis van de staart. Het voorbeen is gebogen bij de elleboog en schouder. Het kniegewricht bevindt zich dorsaal of net craniaal ten opzichte van de cijfers. (B) Toont de houding “DOWN” in de verkeerde positie. Let op de verlengde elleboog en de afgeronde wervelkolom (cervicaal, thoracaal en lumbosacraal). De achterpoten zijn ontvoerd en het kniegewricht bevindt zich caudaal ten opzichte van de cijfers. De rode pijl geeft de abductie van de achtervoet aan. (C) Toont de juiste positie van de houding van bovenaf (het dorsale zicht) van de hond. Alle vier de ipsilaterale ledematen zijn uitgelijnd in een sagittaal vlak en de cijfers van de achterpoten worden verborgen door de knieën.
c

Doel
Het uitvoeren van de houding “SIT” en houding “DOWN” richt zich primair op de stabiliserende spieren van de wervelkolom (sagittale extensie) en de buikspieren (sagittale flexie). De primaire spiergroepen van de Posture Sit en Posture Down zijn de strekspieren van de cervicale wervelkolom (splenius), de strekspieren van de romp – epaxialen (transversospinalis, longissimus, iliocostalis), latissimus dorsi, heupstabilisatoren (bilspieren, psoas major, iliacus, adductor en piriformis-spieren) en buikspier (rectus abdominis). Proprioceptie van de wervelkolom, schouder, elleboog, lumbosacraal, coxofemoraal gewricht en kniegewricht wordt secundair ontwikkeld tijdens zowel de zithouding als de houding omlaag.

c

Rol in prestaties
Het uitvoeren van de houding “SIT” en houding “DOWN” versterkt de kernstabiliteitsmusculatuur van de hond en ondersteunt een optimale biomechanische uitlijning door een proprioceptief geheugen van de juiste houding te creëren (5, 24, 25). Het bevorderen van de juiste houding in een zittende en liggende positie legt de basis die nodig is om activiteiten veilig uit te voeren (25). Alle honden hebben baat bij een juiste houding, of het nu gaat om atletische prestaties, tactische operaties of als huisdier.
c

Rol bij blessurepreventie
Door deel te nemen aan Posture Sits en Posture Downs kan herhaalde belasting van de wervelkolom worden voorkomen, wat resulteert in kyfose en gevoeligheid voor traumatische of uitlijningsgerelateerde verwondingen (22). Bovendien kan observatie van het vermogen van een hond om de juiste zithouding en lighouding te bereiken fungeren als een scherm voor subtiele verwondingen. Een hond die terughoudend is om zijn ruggengraat te strekken in de Posture Sit of Posture Down, kan last hebben van lage rugpijn. Een hond die terughoudend is om in een recht sagittaal vlak te zitten of te gaan zitten en een ledemaat weg te trekken, kan last hebben van heup- of kniepijn. Herkenning van deze subtiele veranderingen kan leiden tot een eerdere diagnose van een blessure en het voorkomen van verder letsel.
c

Progressie
Het aanleren van de juiste houdingsontwikkeling in zowel de zit- als de lig positie wanneer de hond een puppy is (8 weken) en dit gedurende het hele leven van de hond volhoudt, wordt sterk aangemoedigd. Bij gezonde honden wordt progressie in de Posture Sit en Posture Down bereikt door de duur van het vasthouden van de juiste houding te verlengen en vervolgens het oppervlak waarop de hond de oefening uitvoert te destabiliseren. Voor beginnende honden kan de duur slechts 1 à 2 seconden zijn. Er wordt van de hond verwacht dat hij 30 seconden in de juiste positie blijft staan ​​voordat hij naar een onstabiel oppervlak gaat. Een onstabiel oppervlak moet een vlak platform zijn, waarbij de destabilisatiecomponent zich onder het platform bevindt. Door deze oefening op een vlakke ondergrond uit te voeren, kan de trainer beoordelen of de hond niet in de juiste positie blijft en/of consequent de ene kant boven de andere verkiest. Als de oefening wordt uitgevoerd op twee onstabiele oppervlakken, zoals alleen balansschijven, kan de hond subtiele veranderingen in de lichaamshouding aanbrengen die kunnen resulteren in asymmetrische spierontwikkeling en gebrek aan betrokkenheid van de kleinere secundaire spieren.
c

Contra-indicaties
De Posture Sit en Posture Down zijn veilig voor gezonde honden van alle leeftijden. Bij vermoeden van afwijkingen aan de wervelkolom, heup of knie moet voorzichtigheid worden betracht bij de voortgang van de beide houdingen. Hoewel van cruciaal belang voor het revalidatieproces van veel letsels aan het bewegingsapparaat, mogen de Posture Sit en Posture Down alleen bij deze patiënten worden uitgevoerd onder begeleiding van de dierenarts van de hond.
c

Trainingsaanpak
Om de Posture Sit en Posture Down te trainen, laat u de hond een correcte (vierkante) zit- of (sfinx) neer-positie uitvoeren, zoals hierboven beschreven. Door de hond op een smal platform of tussen twee voorwerpen te plaatsen, wordt de hond aangemoedigd om alle ledematen in het sagittale vlak uit te lijnen. Eenmaal in het juiste vierkant zit of sfinx naar beneden, moet een snoepje of speeltje op de hoogte van de neus van de hond worden gebruikt om de hond aan te moedigen iets naar voren te bewegen [2-7 cm (1-3 inch), afhankelijk van de grootte van de hond].
De hond moet worden gelokt totdat de ruggengraat recht is en de knieën dorsaal of net craniaal ten opzichte van de achterpoten liggen.
Als de plaatsing van het snoepje of het speeltje te hoog is, zal de hond proberen te gaan staan.
Als de plaatsing van het snoepje of het speeltje te laag is in de houding naar beneden, zal de hond zijn hakken optillen of proberen te kruipen.
Als de plaatsing van het lekkers of het speeltje te laag is in de houding “SIT”, zal de hond proberen te gaan liggen of zijn rug rond maken.
Time de levering van de beloning aan de hond op basis van het voortgangsniveau van de hond en geef de beloning terwijl de hond de juiste houding aanneemt.
c

* DE PIVOT
Om de Pivot goed uit te kunnen voeren, plaatst de hond zijn voorpoten op een verhoogd stabiel object (bijvoorbeeld een standaard betonblok) en stapt hij lateraal (zijstappen) met zijn achterpoten rond het object, zowel met de klok mee als tegen de klok in (figuren 4A-H). De Pivot wordt continu in één richting uitgevoerd gedurende een bepaalde duur of een bepaald aantal rotaties en vervolgens na een rustinterval in de tegenovergestelde richting herhaald.

Figuur 4. (A–H) Illustreer de Pivot. (I–N) Toon de voortgang van de Pivot [(I) Niveau 1, (J) Niveau 2, (K) Niveau 3, (L) Niveau 4, (M) Niveau 5 (maximaal voor deze hond), en (N ) Niveau 6 (te hoog voor deze hond)]

c

Doel
De Pivot ontwikkelt voornamelijk de heup-, knie- en tarsusstabiliteit van de hond. Kernstabiliteit (voornamelijk sagittale en laterale flexie), proprioceptie van de achterpoten en heup-, knie- en tarsusextensie worden secundair ontwikkeld. Heupstabiliteit wordt verzorgd door de heupabductoren (oppervlakkige, middelste en diepe bilspieren) en adductoren (adductor-, gracilis-, semimembranosus-, sartorius- en pectineus-spieren). De stabiliteit van het kniegewricht en de tarsus kan ook profiteren van de verbeterde controle over de onderste extremiteit die de stabiele heup tijdens beweging biedt (26).

c

Rol in prestaties
De Pivot versterkt de heupstabiliteitsmusculatuur van de hond en ondersteunt een optimale biomechanische uitlijning van de heup, het kniegewricht en het tarsus wanneer de hond beweegt en stilstaat (26). Een stabiele heup kan de krachtopwekking vergroten tijdens het springen of sprinten (27), zorgen voor effectieve zijdelingse kracht en stabiele voet bij het draaien (28), en de heupen uitlijnen voor daaropvolgende bewegingen bij het landen na een sprong (29). Een hond die bewegingen moet uitvoeren met de voorpoten omhoog, het gewicht verplaatst naar de achterpoten en de heup gestrekt (bijvoorbeeld bij het zoeken naar verhoogde oppervlakken of voertuigen) kan ook profiteren van de Pivot.

c

Rol bij blessurepreventie
Stabiele heupen ontwikkeld door de Pivot kunnen traumatische (30) of uitlijningsgerelateerde verwondingen voorkomen en helpen bij het beperken van de progressie van orthopedische aandoeningen (31). Een hond die een misstap maakt of in een gespreide positie van de achterpoten begint te glijden, kan een iliopsoas-spier, een heupadductorgroep of een heupgewrichtsblessure oplopen. Als deze hond stabielere heupen heeft door het trainen van de Pivot, heeft hij mogelijk een betere kans om zijn evenwicht te herstellen en blessures te voorkomen (30). Een verhoogde heupstabiliteit helpt een optimale beweging van de heup- en kniegewrichten te behouden en kan blessures veroorzaakt door een slechte uitlijning van de gewrichten verminderen (32, 33). Hoewel er geen klinische onderzoeken zijn om de impact te evalueren, kunnen honden met vroege dysplastische heupen baat hebben bij verhoogde spierondersteuning en verminderde gewrichtsinstabiliteit, en kunnen honden met een stabiele kruisbandziekte profiteren van de verbeterde controle over de onderste ledematen.
c

Progressie
Bij volwassen honden wordt de Pivot gewoonlijk getraind op een 20 cm hoog en 40 cm vierkant voorwerp (bijvoorbeeld twee standaard betonblokken) (Figuur 4I), hoewel puppy’s jonger dan 3-4 maanden of honden van kleine rassen baat kunnen hebben bij een voorwerp dat slechts 20 cm in het vierkant is (bijvoorbeeld twee standaardstenen).
Zodra de hond drie omwentelingen in 30 seconden in elke richting kan voltooien, wordt de objecthoogte met 20 cm (8 inch) vergroot (figuren 4J–M). Door de objecthoogte te verhogen, wordt geleidelijk een groter percentage van het gewicht van de hond naar de achterpoten verplaatst. Dit proces wordt voortgezet totdat de volgende toename in lengte ertoe zou leiden dat de voorpoten van de hond hoger komen te liggen dan het schoudergewricht (Figuur 4N).
Verdere vooruitgang wordt voornamelijk bereikt door extern gewicht in de vorm van een gewichtsvest met gewichtstoenames die zijn afgestemd op het gewicht van de hond (bijvoorbeeld voor een hond van 20 kg, begin met 2,3 kg extern gewicht). Alternatieve methoden voor progressie zijn onder meer het destabiliseren van het oppervlak van de achterpoot of het vergroten van de laterale weerstand van de achterpoten (water- of oefenband).

c

Contra-indicaties
Zonder begeleiding van een dierenarts wordt de Pivot niet aanbevolen voor honden met vermoedelijke afwijkingen aan de wervelkolom, heup, knie, voetwortel of achterpoot. Met begeleide revalidatie kan de Pivot worden aangepast aan de blessure of toestand van de hond.
c

Trainingsaanpak
Hoewel er veel manieren zijn om de Pivot uit te voeren of te trainen, werkt het volgende goed voor onze populatie werkhonden.
– Laat de hond eerst zijn voorpoten op het verhoogde voorwerp plaatsen, ga naast de flank van de hond staan, geef het verbale signaal ‘Stap’, zorg voor zachte lichaamsdruk door tegen de hond aan te bewegen, en markeer en beloon vervolgens elke zijwaartse beweging van de achterste poten terwijl de voorpoten op het voorwerp blijven. Houd de beloning in de rechterhand wanneer u de Pivot met de klok mee uitvoert en in de linkerhand wanneer u de Pivot tegen de klok in uitvoert. Werk eraan om de hond minstens een kwart rotatie voor u te laten bewegen en beloon hem na elke kwart rotatie.

– Een goed getrainde hond moet de Pivot uitvoeren in een positie 180° van de geleider en in staat zijn een interval van 30 seconden te voltooien voorafgaand aan de beloning.

– Veel voorkomende techniekfouten zijn onder meer uitsluitend vertrouwen op de lichaamsdruk na een eerste leerperiode, het gebruik van de hand die het dichtst bij de hond ligt om te belonen, het belonen te ver boven of te ver weg van de bek van de hond of te weinig belonen. Of de hond te snel laten bewegen of hun achterpoten laten kruisen. Een extra lekkere zachte beloning (bijvoorbeeld een klein stukje kaas) helpt de werkhonden om de beloning snel door te slikken en de beweging te hervatten.

 

* DE PLANK
Om de Plank uit te kunnen voeren, staat de hond met zijn voorpoten op een stabiel object (bijvoorbeeld een standaard betonblok) en met zijn achterpoten op een tweede stabiele object van gelijke hoogte. Plaats (of geef de hond de opdracht om te plaatsen) zijn voorpoten op de achterkant van het voorste object en zijn achterpoten op de voorkant van het achterste object. Pas de afstand tussen de objecten aan totdat zowel de distale voorpoten van de hond (elleboog tot handwortel) als middenvoetsbeentjes (achterste koot) verticaal zijn (Figuur 5A, lijnen 2 en 3).
Meet en noteer de afstand tussen de objecten (Figuur 5A, Lijn 5). Meet vervolgens de lengte van de hond vanaf de bovenkant van het object tot de rug van de hond direct boven het coxofemorale gewricht (Figuur 5A, Lijn 4) en gebruik deze om de in hoogte aangepaste bewegingsstap van de hond te bepalen (Tabel 3). Verplaats vervolgens de twee voorwerpen uit elkaar naar het gewenste niveau, en de hond houdt deze positie vast gedurende de aangegeven duur of totdat hij naar beneden stapt. Een goede plank wordt uitgevoerd wanneer de distale voorpoten in een verticale positie worden gehouden en de achterpoten in contact zijn met het achterste object (figuren 5B–E).

Figuur 5. (A) Toont de plankopstelling (1. toont het aanbevolen voorobject uit drie blokken), startpositie [2. illustreert een verticale distale voorpoot en 3. illustreert verticale middenvoetsbeentjes (achterkoot)] en afmetingen (4. is de heuphoogte en 5. is de afstand tussen de objecten). (B–E) Toont de voortgang van de plank [(B) Niveau 2, (C) Niveau 4, (D) Niveau 6 en (E) Niveau 8]

 

Tabel 3. Metingen van de heuphoogte van de plank, overeenkomstige toename van het plankniveau, de totale afstand voor elke heuphoogte en plankniveau, en de geschatte heuphoek die wordt bereikt.
c

Doel
De Plank ontwikkelt in de eerste plaats de kernstabiliteit van een hond (voornamelijk weerstand tegen extensie van de thoracale en lumbale wervelkolom). Isometrische elleboog- en handwortelextensie worden secundair ontwikkeld. Kernstabiliteit in de Plank wordt voornamelijk geleverd door de rectus abdominis, externe abdominale schuine spieren, iliopsoas en psoas minor spieren. Bij mensen is ook aangetoond dat de spinale extensiespieren een rol spelen (34, 35).

c

Rol in prestaties
De Plank versterkt de spieren die stabiliteit bieden aan de wervelkolom van een hond. Deze verhoogde stabiliteit kan het vermogen van de hond vergroten om kracht over het hele lichaam te genereren (36–38), te rennen (39–42) en bewegingen met één been uit te voeren (43). Hoewel verbeterde rompstabiliteit verschillende effecten heeft op de behendigheid bij mensen (44, 45), kunnen de verschillen in anatomie de rol van kernstabiliteit voor de behendigheid van honden versterken. Een hond die bewegingen uitvoert met de voorpoten en achterpoten op aparte oppervlakken, de voorpoten op verhoogde oppervlakken, of welke poot dan ook op onstabiele oppervlakken, kan baat hebben bij het trainen van de Plank (34, 46).
c

Rol bij blessurepreventie
Trainingsbewegingen die de wervelkolomstabiliteit van een hond ontwikkelen, kunnen de kans vergroten dat een optimale biomechanische uitlijning behouden blijft wanneer de zwaartekracht of de beweging van het lichaam van de hond hyperextensie van de thoracale of lumbale wervelkolom veroorzaakt. Een hond die herhaaldelijk hindernissen overwint (bijvoorbeeld behendigheid of wetshandhaving), langere tijd in een positie met de voorpoot omhoog doorbrengt (bijvoorbeeld voertuigen of verhoogde oppervlakken doorzoekt), onstabiele oppervlakken doorkruist die hem vatbaar maken voor een val (bijvoorbeeld zoeken naar rampen en redding) extreme kracht op de wervelkolom ondervindt (bijvoorbeeld bij strafrechtelijke aanhouding), of het risico loopt op letsel aan de wervelkolom of een ziekte van de tussenwervelschijven, kan baat hebben bij het trainen van de Plank.
c

Progressie
De Plank wordt doorgaans in intervallen van maximaal 30 seconden op een bepaald niveau getraind. De hond krijgt 45 seconden de tijd om 30 seconden goede plank te verzamelen. De duur van 30 seconden wordt gepauzeerd wanneer de hond uit de juiste positie beweegt (door naar achteren te schuiven zodat de distale voorpoten niet langer verticaal zijn of door een achterpoot van het achterste object af te bewegen) en de timer wordt hervat wanneer de juiste positie weer is bereikt. Het interval wordt gestopt wanneer de hond 30 seconden heeft verzameld, de tijd van 45 seconden is verstreken of de hond van een van beide objecten afstapt.

Zodra een hond binnen het tijdsbestek van 45 seconden een correcte 30 seconden kan aanhouden, kunnen de objecten naar het volgende niveau worden verplaatst (figuren 5B–E). Dit proces wordt voortgezet totdat de hond 30 seconden op plankniveau 9 heeft voltooid. Verdere vooruitgang wordt voornamelijk geleverd door extern gewicht in de vorm van een gewichtsvest met gewichtstoenames die zijn aangepast aan het gewicht van de hond [bijvoorbeeld voor een hond van 20 kg hond start met 1,1 kg extern gewicht]. Alternatieve methoden voor progressie zijn onder meer het destabiliseren van het oppervlak van de voorpoot, het oppervlak van de achterpoot of beide.
c

Contra-indicaties
Zonder begeleiding van een dierenarts wordt de Plank niet aanbevolen voor honden met vermoedelijke wervelkolom- of heupafwijkingen. Met begeleide revalidatie kan de Plank worden aangepast aan de blessure of toestand van de hond.
c

Trainingsaanpak
Hoewel er veel manieren zijn om de Plank uit te voeren of te trainen, werkte het volgende goed voor onze populatie werkhonden.
– Plaats de stabiele objecten (bijvoorbeeld standaard betonblokken) op de startpositie (niveau 0) en laat de hond op het achterste object stappen en naar het voorste object lopen. Bij sommige honden zal het plaatsen van een extra voorwerp tussen de voor- en achterobjecten het gemakkelijker maken voor de hond om over de opening te lopen. Er kan een extra voorwerp bovenop het voorste voorwerp worden gebruikt om de hond te helpen zijn voorpoten op de binnenrand te houden (Figuur 5A). Schuif het achterste object voorzichtig naar het gewenste niveau (een assistent kan handig zijn voor deze stap). Gebruik een “Aanraak”-commando of een voedselbeloning om de juiste plankpositie te verkrijgen en te behouden.
– Veel voorkomende techniekfouten zijn onder meer het niet afstellen van de voeten van de hond aan de binnenranden van de objecten en het onjuist positioneren van de beloning, zodat de nek van de hond niet goed is uitgelijnd of de voorpoten niet verticaal zijn. Een voortdurende beloning van exclusieve waarde (bijvoorbeeld bevroren pindakaas in een kopje) hielp onze populatie werkhonden bij het behouden van de juiste positie.
c

* DE CHIPMUNK
De Chipmunk staat ook bekend als de ‘bedel’, ‘zit mooi’, ‘zit rechtop’. Om de uiteindelijke correcte houding uit te voeren, moet de hond een vierkante zit hebben, zoals beschreven in de eerdere houdingszitoefening. Eenmaal zittend worden de voorpoten van de hond van de grond gehangen, waarbij de carpi tussen elleboog- en schouderhoogte hangt. De hond behoudt een rechte ruggengraat en houdt zijn hoofd in een neutrale positie, naar voren gericht (Figuur 6B).

Figuur 6. (A) Toont de beginnende progressie van de Chipmunk – let op het kniegewricht aan de dorsale ten opzichte van de cijfers. Deze positie wordt <2 s vastgehouden. (B) Toont de juiste Chipmunk-positie. De wervelkolom is recht, de knieën bevinden zich dorsaal ten opzichte van de cijfers, de carpi’s hangen tussen de schouders en ellebogen en het hoofd bevindt zich in een neutrale positie. (C) Toont een onjuiste Chipmunk. De wervelkolom is in alle drie de segmenten afgerond, het kniegewricht ligt caudaal ten opzichte van de cijfers, het gehele gewicht van de hond rust op het zitbeen van het bekken dat de grond raakt.

c

Doel
De Chipmunk ontwikkelt voornamelijk de rompstabiliteit van de hond (weerstand tegen extensie van de wervelkolom, sagittale flexie en transversale flexie). In de tweede plaats is er sprake van isometrische schouder- en elleboogcontractie en kleine concentrische contractie van de quadricepsspieren. De primaire stabiliteitsspieren die tijdens de Chipmunk worden gebruikt, zijn de rectus abdominis, externe abdominale schuine spieren, iliopsoas, transversospinalis, longissimus en iliocostalis-spieren.

c

Rol in prestaties
De Chipmunk versterkt de spieren die stabiliteit bieden aan de wervelkolom van een hond (4). Samen met de spierontwikkeling verbetert de Chipmunk de balans en proprioceptie van het hele lichaam van de hond (4). Deze verhoogde stabiliteit, balans en proprioceptie kunnen het vermogen van de hond vergroten om kracht te produceren, het uithoudingsvermogen te verbeteren en de behendigheid te vergroten (46, 47).

c

Rol bij blessurepreventie

Trainingsoefeningen die het evenwicht, de proprioceptie en de kernkracht van een hond verbeteren, kunnen hem beschermen tijdens ongecontroleerde bewegingen die resulteren in een verkeerde uitlijning van het lichaam, hyperextensie of compressie van de wervelkolom, zoals springen, angsttraining of het beklimmen van een ladder (41, 43).
c

Progressie
Een Chipmunk mag alleen worden geprobeerd als de hond een consistent juiste “SIT” houding en “DOWN” houding heeft bereikt. Door een juiste “SIT” houding en “DOWN” houding heeft de hond voldoende lichaamsbewustzijn en spierontwikkeling van de epaxiale en buikspieren. Zoals beschreven in het onderstaande trainingsgedeelte, moet de hond geleidelijk aan geleerd worden om zijn kern in korte trainingssessies te betrekken voordat hij de uiteindelijke Chipmunk-positie verwacht.
Zodra een hond gedurende dertig seconden de juiste vorm van een Chipmunk kan bereiken (Figuur 6B), kan hij overgaan naar meer geavanceerde niveaus. Om de moeilijkheidsgraad van een Chipmunk te vergroten, beweegt u het een voertje naar links en rechts, waardoor de hond wordt aangemoedigd zijn gewicht te verplaatsen. Hoe verder van de hond het voertje zich bevindt, hoe moeilijker de oefening wordt. Zodra de hond gedurende 30 seconden zijn evenwicht kan bewaren terwijl hij zijn gewicht verplaatst, kan hij vooruitgang boeken.
De laatste stap is het uitvoeren van de Chipmunk op een oneffen of onstabiel oppervlak. Vooruitgang van de Chipmunk vereist geduld, hyperwaakzaamheid op de houding en toewijding aan een langdurige training.

c

Contra-indicaties
De Chipmunk wordt niet aanbevolen voor honden met vermoedelijke afwijkingen aan de wervelkolom (cervicaal, thoracaal of lumbosacraal), heup of knie, tenzij onder direct toezicht van een dierenarts.
c

Trainingsaanpak
Trainingssessies voor de Chipmunk moeten kort zijn en de hond mag tijdens een enkele sessie niet meer dan 3-6 herhalingen uitvoeren.
– Om te beginnen met het trainen van de Chipmunk, plaatst u de hond in een zithouding en plaatst u een voertje net boven het hoofd van de hond om het optillen van de voorpoten te bevorderen. Beloon zodra de voorpoten de grond verlaten [<15 cm (6 in)] (Figuur 6A).
– Zodra de hond zijn voorpoten tot 15 cm (6 inch) heeft opgetild, is de volgende stap om de hond de voorpoten te laten optillen tot een hoogte tussen de elleboog en de schouder.
– Moedig de hond vervolgens aan om zichzelf vast te houden met een rechte rug, een vierkante zit, een neutrale koppositie en de dorsale tenen van de achterpoten.

LET OP: Als de knieën van de hond niet dorsaal ten opzichte van de achterpoten staan, gebruikt de hond zijn kernspieren niet op de juiste manier. Verleng de duur van de Chipmunk-greep niet totdat de hond zichzelf consequent in de juiste houding kan houden (Figuur 6B).

Als de juiste houding is bereikt, ga dan verder met de meer geavanceerde Chipmunk, beschreven in het voortgangsgedeelte. Het kan weken tot maanden duren voordat een hond de juiste houding bij de Chipmunk bereikt. Tekenen dat een hond vermoeid is, zijn spierfasciculaties, onwil om de voorpoten op te tillen, pogingen om de voorpoten op een voorwerp/geleider te plaatsen, of de knieën die consequent caudaal weg bewegen van de achterpoten.

c

* DE SQUAT
Om de Squat uit te kunnen voeren, plaatst de hond zijn voorpoten op een verhoogd voorwerp, gaat op een platform met beperkte ruimte zitten en keert dan terug naar de startpositie (figuren 7A–E). De Squat wordt uitgevoerd voor een specifieke duur of aantal herhalingen.

Figuur 7. (A–E) Laat de squat zien. (F) Toont het beperkte gebiedsplatform. (G – J) Toon de voortgang van de Squat [(G) Niveau 1, (H) Niveau 2, (I) Niveau 3 (maximaal voor deze hond) en (J) Niveau 4 (te hoog voor deze hond)].
c

Doel
De Squat ontwikkelt voornamelijk de kracht van de heup-, knie- en tarsusextensie van de hond (48). Kernstabiliteit (voornamelijk sagittale flexie) en proprioceptie van de achterpoten worden secundair ontwikkeld. Heupextensie wordt voornamelijk verzorgd door de gluteale (oppervlakkige, middelste en diepe), semitendinosus- en semimembranosus-spieren. De gracilis-, piriformis- en quadratus femoris-spieren dragen ook bij aan de heupextensie. Knie-extensie wordt voornamelijk verzorgd door de quadriceps femoris, sartorius, tensor fasciae latae en biceps femoris. Tarsale extensie wordt voornamelijk verzorgd door de gracilis-, biceps femoris- en semitendinosus-spieren.

c

Rol in prestaties
Krachtige heup-, knie- en tarsusextensie, ontwikkeld door het uitvoeren van de Squat, kan het vermogen van de hond om te springen, sprinten en van richting te veranderen vergroten. Honden die omhoog, op een verhoogd oppervlak, over een voorwerp of over een opening moeten springen, kunnen baat hebben bij de Squat. Honden die vanuit een zittende of zittende positie opstaan ​​of die snel accelereren tijdens het sprinten kunnen profiteren van de Squat. Honden die bewegingen met één been uitvoeren, traplopen of snel van richting veranderen, kunnen ook beter presteren als gevolg van het opnemen van de Squat in hun fitnessplan (49).

c

Rol bij blessurepreventie
Sterke heupen, knieën en tarsi ontwikkeld door de Squat zijn mogelijk minder gevoelig voor blessures (50). Een grotere heupmusculatuur kan het risico op heupdislocatie verminderen en stabiliteit bieden aan een dysplastische heup (31). Het ontwikkelen van een knie-extensiemusculatuur kan de craniale beweging van het scheenbeen ten opzichte van het femur verminderen en een verhoogde ondersteuning bieden aan de craniale kruisband. Honden kunnen ook minder of minder ernstige tarsale verstuikingen of veelvoorkomende verwondingen aan de calcaneuspees ervaren (51).

c

Progressie
Bij volwassen honden wordt de Squat gewoonlijk getraind op een stabiel object van 20 cm hoog (bijvoorbeeld een standaard betonblok) (Figuur 7F), hoewel puppy’s jonger dan 3-4 maanden of honden van kleine rassen baat kunnen hebben bij een object die slechts 10 cm hoog is (bijvoorbeeld standaardsteen).
Zodra de hond in 30 seconden 7 herhalingen kan voltooien, wordt de objecthoogte verhoogd met 20 cm (8 inch) of met 10 cm (4 inch) voor honden van jonge of kleine rassen (figuren 7G–I). Door de objecthoogte te verhogen, wordt geleidelijk een groter percentage van het gewicht van de hond naar de achterpoten verplaatst.
Dit proces wordt voortgezet totdat de volgende toename in lengte ertoe zou leiden dat de voorpoten van de hond hoger komen te staan ​​dan het schoudergewricht aan de onderkant van de beweging (Figuur 7J).
Verdere vooruitgang wordt voornamelijk bereikt door extern gewicht in de vorm van een gewichtsvest met gewichtstoenames die zijn afgestemd op het gewicht van de hond [bijvoorbeeld: voor een hond van 20 kg (44 lb) begint u met 2,3 kg (5 lb) extern gewicht]. Alternatieve methoden voor progressie zijn onder meer het destabiliseren van het achterpootoppervlak

c

Contra-indicaties
Zonder begeleiding van een dierenarts wordt de Squat niet aanbevolen voor honden met vermoedelijke afwijkingen aan de wervelkolom, heup, knie of voetwortel. Bij revalidatie onder toezicht kan de Squat worden aangepast aan de blessure of toestand van de hond.
c

Trainingsaanpak
Een platform met een beperkte ruimte, typisch 40 cm (16 inch) in het vierkant (bijvoorbeeld twee standaard betonblokken), wordt gebruikt om de voorpoten op het verhoogde object te houden en de achterpoten op een constante afstand van het object. Hoewel er veel manieren zijn om de Squat uit te voeren of te trainen, werkt het volgende goed voor onze populatie werkhonden.
– Laat de hond op het platform stappen en vervolgens op het verhoogde object. Geef het verbale signaal om te zitten en gebruik een voedselbeloning of speeltje om de neus van de hond naar achteren te leiden. Markeer en beloon elke buiging van de heupen, knieën of tarsi.
– Vervolgens begeleid je de hond naar een volledige zit met beide voorpoten op het verhoogde voorwerp en het grootste deel van het achterbeen onder het spronggewricht op het platform.
– Gebruik een “Aanraak/ Touch”-commando of lok de hond terug naar de startpositie.
Gebruik een zachte extra lekkere beloning (bijvoorbeeld een klein stukje kaas) om je hond snel terug te laten keren naar de startpositie, de beloning door te slikken en aan de volgende herhaling te beginnen.

 

* DE BACK-UP
Om de Back-up-oefening goed uit te kunnen voeren, laat je de hond aan het begin van een wandeling hem in een achterwaartse beweging door met elke voet van de grond te komen om zichzelf achteruit te stuwen. De ruggengraat van de hond moet tijdens de gehele beweging parallel blijven met de vloer (Figuur 8A).

Figuur 8. (A,B) Toont de eerste voortgang van de Back-up op de grond. (C–F) Toont een meer geavanceerde voortgang van de Back-up, achteruit de trap op. (G–K) Toont een nog meer geavanceerde voortgang van de Back-up, die een Back-up maakt van een verticale muur.

c

Doel
De Back-up wordt gebruikt voor proprioceptie van de achterpoten en primaire targeting van de biceps brachii- en quadriceps-spieren (4, 24). De normale gang van de hond is een trekmechanisme dat voornamelijk de triceps en hamstrings aangrijpt. De zwaaifase van het lopen, waarbij vooral de biceps- en quadricepsspieren betrokken zijn, is een passieve beweging (23, 45, 47). Achterwaarts lopen verwisselt de actieve en passieve fasen van het loop- en draafpatroon om de biceps brachii, brachialis en hamstringspier en(semimembranosus en semitendinosus) (24) op te bouwen.
c

Rol in prestaties
Het uitvoeren van de Back-up-oefening richt zich op de extensoren van het achterbeen en vormt een aanvulling op de op flexie gerichte Squat-oefening (24, 49, 52). De verbeterde proprioceptie en activering van neuromusculaire routes die van nature niet het doelwit zijn bij een hond, kunnen de atletische prestaties verbeteren. Het plaatsen van achterwaarts lopen tussen de op flexie gerichte oefeningen van het fitnesscircuit zorgt voor actieve hersteltijd van de buigspieren. De benadering van training van het hele lichaam kan leiden tot evenwichtige kracht, uithoudingsvermogen en verbetering van de proprioceptie (24, 49, 52).
c

Rol bij blessurepreventie
Het trainen van secundaire spiergroepen, het activeren van secundaire neuromusculaire routes bij het lopen en het verbeteren van de proprioceptie van de achterpoten kunnen een hond beschermen tegen letsel (3, 22, 28, 48, 49). Door gebruik te maken van de Back-up tijdens het fitnesscircuit worden warmere weefseltemperaturen gehandhaafd, waardoor de elasticiteit van het weefsel wordt verbeterd, en het risico op weefselbeschadiging tijdens de rest van de oefeningen afneemt (19, 20).
c

Contra-indicaties
De Back-up wordt niet aanbevolen voor honden met vermoedelijke afwijkingen aan het bewegingsapparaat. De Back-up moet met voorzichtigheid worden gebruikt bij honden met gediagnosticeerde lumbosacrale pijn, heupdysplasie of artrose, of kruisbandziekte.
c

Progressie
De voortgang van de back-up kan worden opgesplitst in verschillende fasen (figuren 8A–K).
– Het eerste doel is om de hond in 30 seconden drie keer achteruit te laten lopen over een afstand van 3 m (9,8 ft). De gang moet soepel en opzettelijk zijn, waarbij elke poot onafhankelijk van elkaar de grond verlaat. Het slepen van de poten of een kyfotische wervelkolom is een onjuiste vorm en de hond mag niet naar het volgende moeilijkheidsniveau gaan.
– Nadat de hond achteruit is gelopen, gaat hij over op achteruit draven met dezelfde criteria als bij het lopen.
– Na achteruit te hebben gedraafd, gaat de Back-up verder met achteruit traplopen. Elke trede moet 15–30 cm (6–10 inch) hoog zijn. De hond moet in 30 seconden 18 stappen achteruit kunnen zetten (mag opgesplitst worden in 3 tochten op en neer 6 stappen). Het criterium voor voortgang naar het volgende niveau is dat alle vier de ledematen onafhankelijk elke stap moeten voltooien. Het gelijktijdig “hoppen” van de achterpoten over de trap is een onjuiste uitvoering van de oefening.
– Nadat u achteruit de trap op bent gegaan, gaat de Back-up verder met het achteruit rijden tegen een verticale muur in een “handstand” met alleen de voorpoten.

c

Trainingsaanpak
Er zijn verschillende manieren om de Back-up oefening te trainen.
* Eén methode is om de hond tussen twee objecten te plaatsen, zoals een muur en een stoel. Vervolgens stapt de geleider voor de hond uit met een lokmiddel voor de neus van de hond. De geleider zet een stap in de richting van de hond en de hond zal reageren door een stap achteruit te doen.
* Tijdens de initiële training van de Back-up moet de hond na elke stap achteruit beloond worden. Zodra de hond de beweging begrijpt, kan de beloningsfrequentie worden verlaagd. Als u te snel op de hond afgaat of het voertje te laag plaatst, trekt de hond zijn ruggengraat te rond. Door het voertje te hoog te plaatsen, gaat de hond zitten.
* Als algemeen principe voor het trainen van de Back-up geldt dat een hond 2 à 3 stappen achteruit moet zetten voor elke stap vooruit die de geleider zet.
c

FUNDAMENTELE GESCHIKTHEIDSBEOORDELING (FFA)

De Foundational Fitness Assessment (FFA) meet objectief de conditie van een hond over de fundamentele fitnesscomponenten heen. We hebben deze beoordeling ontwikkeld om te helpen bij het meten van de huidige conditie van een hond, het identificeren van eventuele veranderingen in de conditie na het voltooien van een trainingsprogramma, het aanpassen van trainingsprogramma’s en het vergelijken van de conditie van honden in vergelijkbare leeftijdscategorieën, rassen of carrières.
Het meten van de huidige conditie van een hond was de belangrijkste drijfveer voor de ontwikkeling van deze beoordeling. We wilden een manier bedenken om de conditie van de honden in het PVWDC-trainingsprogramma objectief te beoordelen, om zo een basislijn vast te stellen voordat ze aan de basistraining begonnen.
We wilden ook een geformaliseerde beoordeling om te bepalen of het trainingsprogramma dat we ontwikkelden een verschil maakte in de conditie van een hond. Met dit soort beoordeling kunnen we verschillende stijlen, methoden, duur, frequentie en uitrusting van trainingsprogramma’s met elkaar vergelijken. We veronderstelden dat honden fitter zouden worden in de loop van een trainingsprogramma, en een geformaliseerde beoordeling zou ons in staat stellen dat trainingsprogramma aan te passen om hun fitnessontwikkeling te maximaliseren.
Ten slotte wilden we de conditie van honden objectief kunnen vergelijken. Dit zal ons uiteindelijk in staat stellen leeftijds-, ras- en carrière specifieke standaarden en scores te ontwikkelen.

 

Bij het ontwerpen van de FFA hebben we prioriteit gegeven aan duurzaamheid, nauwkeurigheid en eenvoud. In deze context is een duurzame beoordeling een beoordeling die gemakkelijk kan worden geïmplementeerd in een niet-professionele omgeving, waarvoor goedkope en gemakkelijk verkrijgbare apparatuur nodig is en die snel kan worden uitgevoerd. Nauwkeurigheid tussen beoordelaars (interbeoordelaars- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid) en tussen beoordelingen (inter- en intra-beoordeling) zijn ook belangrijk. Ten slotte wilden we een eenvoudige test die ofwel geen nieuw gedrag vereist, ofwel gedrag gebruikt dat snel kan worden aangeleerd. Onze eindsituatie is een beoordeling die zou kunnen werken voor de meeste honden, door de meeste beoordelaars en in de meeste omgevingen.

Als gevolg van onze ervaring tijdens de pilot-implementatie is de FFA verdeeld in twee niveaus;
* Niveau één bestaat uit twee tests die de kernstabiliteit en de krachtopwekking van het hele lichaam (voornamelijk de extensiekracht van de achterpoten) evalueren zonder dat aangeleerd gedrag vereist is.
* Niveau twee maakt gebruik van twee gedragingen die ongeveer vier weken nodig hebben om te leren, maar die een onafhankelijke beoordeling bieden van de kracht van de extensie van de achterpoten en de stabiliteit van de achterpoten.
De twee niveaus kunnen afzonderlijk of samen worden gebruikt, en toekomstig werk zal zich richten op het valideren van hun onafhankelijke en opeenvolgende gebruik.

 

* Geschiktheidsbeoordeling – Niveau één (FFA-L1)

Het Foundational Fitness Assessment-Level One (FFA-L1) bestaat uit de Sprint Test (ST) en de Progressive Plank Test (PPLT). Deze beoordeling vereist minimale en goedkope apparatuur en duurt ongeveer 15-20 minuten per hond. Hoewel de volgorde van de FFA-L1 verder onderzoek vereist, stellen wij voor dat de PPLT na de ST moet worden voltooid, zodat vermoeidheid van de kernstabiliteit de maximale sprint niet beïnvloedt. Sommige honden hebben om gedragsredenen mogelijk de PPLT vóór de ST nodig. Ongeacht de volgorde moet de hond tussen de tests minimaal 5 minuten de tijd krijgen om te herstellen.
c

Sprinttest (ST)
De ST beoordeelt het vermogen van een hond om kracht over het hele lichaam te genereren tijdens de acceleratiefase (aanvankelijk 25 m) van het sprinten. Sprinten is voornamelijk een extensiebeweging van de achterpoten (53), dus de ST is in de eerste plaats een beoordeling van de sterkte van de heup-, knie- en tarsale extensie. Om de ST uit te voeren, moet een gebied met vlakke, vlakke en gladde grond (bij voorkeur gras, aarde of gras) van minimaal 50 m lang en 10 m breed worden geïdentificeerd. Omdat de hond een maximale inspanning zal leveren, moet alles in het werk worden gesteld om de veiligheid van de hond te garanderen.

De hond moet starten vanuit een neerwaartse positie (borst en tarsi op de grond) met zijn hele lichaam achter de startlijn. Er kan lichte terughoudendheid worden toegepast om de gehoorzaamheidseisen tot een minimum te beperken. Meet nauwkeurig het parcours van 25 m (82 ft) en plaats een smalle maar opvallende markering (bijvoorbeeld een kegel) om de finishlijn aan te geven. Elke methode mag worden gebruikt om de hond te motiveren om maximaal te sprinten, maar de motivatie moet zich minstens 10 meter voorbij de finishlijn bevinden om maximale inspanning tijdens de duur van de test aan te moedigen. De geleider mag een speelgoedbeloning vasthouden en het commando “Kom” of “Hier” geven. Een speeltje kan voorbij de finishlijn worden gegooid, maar deze methode heeft niet de voorkeur omdat sommige honden minder moeite zullen doen om het speelgoed tijdens de vlucht te volgen. Voor een hond die is getraind om te bijten, mag een lokvogel worden gebruikt die wegrent van de finishlijn.

Vanwege de noodzaak van nauwkeurige metingen en de inherente foutmarge bij handmatige timing moet de ST worden opgenomen met een videocamera die minimaal 30 frames per seconde kan opnemen (nauwkeurig tot 0,033 s) en bij voorkeur 60 frames per seconde (nauwkeurig tot 0,017 s ) (54). De camera moet in lijn met de finishlijn worden geplaatst en uit de buurt van het pad van de hond. De camera is gericht op de startlijn om de start vast te leggen en wordt vervolgens gedraaid om de finish vast te leggen. De video wordt vervolgens geanalyseerd om het interval (in honderdsten van een seconde) te bepalen tussen de eerste beweging van de hond en het eerste deel van het lichaam dat de finishlijn of het object overschrijdt. De hond krijgt drie pogingen met minimaal 2 minuten rust tussen de pogingen.

De ST-score wordt uitgedrukt in seconden (tot op de honderdste plaats) van de snelste poging (bijvoorbeeld 3,08 s).
c

Progressieve planktest (PPLT)
De PPLT beoordeelt het uithoudingsvermogen van de rompspieren van een hond op een veilige en objectieve manier. De plank (of liggende brug) wordt op betrouwbare wijze gebruikt om het uithoudingsvermogen van de menselijke kernspieren te beoordelen (10, 44, 47, 55-59). Om de PPLT uit te voeren, worden eerst de plankmetingen van de hond verkregen (zie hierboven). Vervolgens krijgt de hond 45 seconden de tijd om 30 seconden lang de juiste plankpositie op niveau 2 vast te houden. Als de hond deze fase met succes voltooit, krijgt hij 30 seconden rust. De hond krijgt vervolgens weer 45 seconden de tijd om 30 seconden lang de juiste plankpositie op niveau 4 vast te houden. Als de hond deze fase met succes voltooit, krijgt hij 30 seconden rust, en het proces wordt herhaald voor niveau 6. Als de hond dit stadium met succes voltooit Als hij deze fase voltooit, krijgt hij 30 seconden rust voordat hij een laatste plank met maximale duur op niveau 8 probeert. De hond mag tijdens deze laatste fase 15 seconden een onjuiste positie innemen.

De PPLT wordt beëindigd wanneer de hond van een van beide blokken afstapt, er niet in slaagt om binnen 45 seconden 30 seconden juiste plankpositie vast te houden tijdens de fasen van niveau 2, 4 of 6, of 15 seconden een onjuiste plankpositie laat zien tijdens de laatste fase van niveau 8.

De PPLT-score wordt uitgedrukt als het eindniveau en de seconden (naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde seconde) die op dat niveau zijn voltooid. Voorbeelden zijn 4–0:24 (24 s op niveau 4) of 8–2:15 (2 min en 15 s op niveau 8).

c

* Geschiktheidsbeoordeling – Niveau twee (FFA-L2)

Het Foundational Fitness Assessment-Level Two (FFA-L2) bestaat uit de Progressive Pivot Test (PPT) en de Progressive Squat Test (PST). Deze beoordeling vereist 4–6 weken voorafgaande training, minimale en goedkope uitrusting en duurt 15–20 minuten per hond. Hoewel de volgorde van de FFA-L2 verder onderzoek vereist, stellen wij voor dat de PPT vóór de PST wordt uitgevoerd, zodat vermoeidheid door de Squat de heupstabiliteit niet beïnvloedt. De hond moet minimaal 5 minuten de tijd krijgen om te herstellen na voltooiing van het laatste PPT-interval voordat met de PST wordt begonnen.


Progressieve Pivottest (PPT)
De PPT beoordeelt de heupstabiliteit van een hond op een veilige, objectieve en specifieke manier. Om de PPT uit te voeren, voltooit de hond maximaal 3 volledige Pivot-rotaties in minder dan 30 seconden in beide richtingen op steeds hogere niveaus totdat het maximale niveau van de hond is bereikt. De hond heeft in totaal 45 seconden de tijd om 30 seconden actieve Pivot te voltooien. De actieve tijd van 30 seconden wordt gepauzeerd als de hond van het object stapt of als er een probleem met de geleider of beloning is. De interval eindigt wanneer de hond de 3 rotaties met succes voltooit, de 30 seconden actieve tijd verstrijkt of de 45 seconden totale tijd verstrijkt. Na voltooiing van een niveau in de ene richting krijgt de hond 30 seconden rust voordat hij dat niveau in de tegenovergestelde richting probeert.

Als de hond het level met succes voltooit, wordt de objecthoogte verhoogd naar het volgende level. Als de hond met succes een level in de ene richting voltooit, maar het level in de andere richting niet voltooit, wordt de objecthoogte niet vergroot. Dit proces wordt voortgezet totdat de hond er niet in slaagt een niveau te voltooien of totdat de objecthoogte is verhoogd tot het maximale niveau van de hond. Vervolgens voltooit de hond een laatste maximale inspanning van 2 minuten in elke richting.

De PPT-score wordt uitgedrukt als het uiteindelijke niveau en het aantal rotaties (naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde kwartrotatie) met de klok mee (als eerste uitgedrukt) en tegen de klok in. Voorbeelden zijn 3–2,75/1,5 (twee en driekwart rotaties met de klok mee en anderhalve rotatie tegen de klok in op niveau 3) en M-10.25/12 (tien en een kwart rotaties met de klok mee en twaalf rotaties tegen de klok in op het maximale niveau van deze hond ).

c
Progressieve squattest (PST)
De PST beoordeelt de kracht en het uithoudingsvermogen van de heup, het kniegewricht en de tarsusextensie van een hond op een veilige, objectieve en specifieke manier. Om de PST uit te voeren, voltooit de hond maximaal 7 Squats in minder dan 30 seconden op steeds hogere niveaus totdat het maximale niveau van de hond is bereikt. De hond heeft in totaal 45 seconden de tijd om 30 seconden actieve Squats te voltooien. De actieve tijd van 30 seconden wordt gepauzeerd als de hond van het object of platform stapt of als er een probleem met de geleider of beloning is. Het interval eindigt wanneer de hond de 7 Squats met succes voltooit, de 30 seconden actieve tijd verstrijken of de 45 seconden totale tijd verstrijken.

Als de hond het level met succes voltooit, wordt de objecthoogte verhoogd naar het volgende level. Na succesvolle voltooiing van een niveau krijgt de hond 30 seconden rust voordat hij naar het volgende niveau gaat. Dit proces wordt voortgezet totdat de hond er niet in slaagt een niveau te voltooien of totdat de objecthoogte is verhoogd tot het maximale niveau van de hond. Vervolgens voltooit de hond een laatste maximale inspanning van 2 minuten.

De PST-score wordt uitgedrukt als het eindniveau en het aantal Squats dat op dat niveau is voltooid. Voorbeelden hiervan zijn 2–5 (5 Squats op niveau 2) en M-14 (14 Squats op het maximale niveau van deze hond).
c

Scoren en standaardontwikkeling
Ons doel is om de fundamentele geschiktheid van een voldoende aantal honden te beoordelen om zowel een scoresysteem als leeftijds-, ras- en carrièrespecifieke normen te ontwikkelen. We streven ernaar om voor elke beoordeling een belcurve van de resultaten te ontwikkelen. Vervolgens stellen we een scoresysteem voor waarbij resultaten die dichtbij het gemiddelde zijn geclusterd een gemiddelde score krijgen, terwijl resultaten boven het gemiddelde hogere scores krijgen en resultaten onder het gemiddelde lagere scores. Zie Tabel 4 voor meer details.


Tabel 4. Voorgesteld scoresysteem voor fundamentele geschiktheidsbeoordeling.

 

We stellen ook verder onderzoek voor om de relatie tussen fundamentele fitnessresultaten, blessures en objectieve carrièrespecifieke prestatiemaatstaven te onderzoeken. We zijn geïnteresseerd in het identificeren van het effect dat de conditie van een hond heeft op de waarschijnlijkheid dat hij een blessure zal oplopen, het type blessure (acuut of degeneratief), de ernst van de blessure en de duur van het herstel. Onze hypothese is dat meer fitte honden minder vaak gewond zullen raken, minder degeneratieve verwondingen zullen ervaren, minder ernstig gewond zullen raken en sneller zullen herstellen dan hun minder fitte tegenhangers.

Wij geloven ook dat de conditie van een hond een integraal onderdeel is van zijn vermogen om zijn werk of sport uit te oefenen. Terwijl de prestaties bij sommige hondenactiviteiten gemakkelijk te meten zijn (bijvoorbeeld de afstand bij dokduiken of de tijd bij behendigheid), zijn andere hondenactiviteiten moeilijker te meten of hebben ze slechter gedefinieerde prestatiegegevens (bijvoorbeeld explosievendetectie of zoeken en redden in de stad). We veronderstellen dat fittere honden beter zullen presteren bij hun activiteiten, ongeacht of deze activiteiten voornamelijk fysiek of minder fysiek gericht zijn.

Resultaten
Ons doel was om een ​​geformaliseerde methode te ontwikkelen om de fundamentele fitheid bij werkhonden te ontwikkelen en te beoordelen. We hebben het FTW-programma geïmplementeerd in de PVWDC-populatie gedurende een periode van 3 maanden, bestaande uit het trainen van personeel, het vertrouwd maken van honden, initiële beoordeling en regelmatige training. Onze pilotresultaten zijn hieronder samengevat.
c

Veiligheid
Het FTW-programma was veilig bij deze groep honden, onder de geteste omstandigheden. We hebben twee keer 31 honden beoordeeld zonder letsel of negatief effect op de training. Dezelfde groep honden voerde ongeveer 600 fundamentele trainingssessies uit tijdens de kennismakings- en reguliere trainingsperioden. We hebben verschillende kleine schaafwonden vastgesteld door contact met de betonblokken, maar geen andere verwondingen. De geformaliseerde Cooling-down-routine met poot-, kussen- en nagelcontrole die na elke trainingssessie werd uitgevoerd, vergemakkelijkte de identificatie en behandeling van verwondingen voordat de hond aan het eind van de dag vertrok. Zonder dit systeem zouden verwondingen opgelopen tijdens FTW of andere trainingen over het hoofd kunnen worden gezien of thuis kunnen worden geïdentificeerd door een niet-professionele pleeggezin zonder medische hulpmiddelen.

De dierenartsen van PVWDC ondervonden ook het veel voorkomende fenomeen bij atletische prestaties van mensen, waarbij de atletiektrainer de problemen met het bewegingsapparaat van een atleet identificeert voordat een medische professional dat doet. Bij talloze gelegenheden lieten we een niet-trainer een individuele FTW uitvoeren en ons vervolgens een datagestuurde kwestie voorleggen. Opmerkingen als “Ik deed net Pivot met Ivey, en beide keren deed ze 2 à 2,5 rotaties met de klok mee, maar slechts 1 à 1,5 rotaties tegen de klok in. Kun je eens komen kijken?” resulteerde in een gericht onderzoek van het bewegingsapparaat, identificatie van het probleem (in dit geval unilaterale spierpijn in de quadriceps femoris), behandeling en een snelle terugkeer naar volledige prestaties.

Ten slotte zijn wij van mening dat FTW veilig is voor jonge honden. De belangrijkste zorgen bij fitnesstraining bij deze honden zijn de effecten van overmatige kracht op de epifysaire platen en repetitieve bewegingen op het skelet en de gewrichten (60-63). De nadruk op weerstand, de korte duur en de lage impact van de fundamentele fitnessoefeningen en -beoordelingen zullen waarschijnlijk geen schade aan het bewegingsapparaat veroorzaken, hoewel monitoring wel nodig is. Bovendien kan regelmatige, gestructureerde en progressieve belasting van de gewrichten bij jonge honden het risico op schade aan het bewegingsapparaat verminderen (64-68).

Makkelijk te implementeren
FTW lijkt een toegankelijke methode om de fitheid bij werkhonden te ontwikkelen en te beoordelen. Honden van verschillende rassen, temperamenten en variërend in leeftijd van 2 maanden tot 3 jaar leerden elk van de bewegingen uit te voeren. Honden werden ook op passende wijze uitgedaagd door het programma. Na de eerste kennismaking werden honden die goed op de Plank testten vervolgens naar hogere niveaus gevorderd, terwijl honden die lager scoorden op de Plank een lagere progressie kregen die voor hen geschikt was.
c
Puppy’s begonnen tijdens hun eerste week bij de PVWDC proprioceptie en in hoogte verstelbare heupstabiliteit te leren, en honden die jarenlang fitness hadden getraind in ons programma, pasten zich ook aan. We ontdekten dat honden die eerder met FTW begonnen (vóór de leeftijd van 6 maanden), vaker aan de oefeningen werden blootgesteld en de oefeningen buiten de fundamentele trainingssessies beoefenden, de oefeningen snel leerden en vooruitgang boekten. Terwijl honden ouder dan 6 maanden en honden die alleen tijdens de fundamentele trainingssessies aan de oefeningen werden blootgesteld, langer nodig hadden om de oefeningen te leren, hielpen het beperkte aantal oefeningen, herhalingen en geformaliseerde criteria en progressies hun leerproces.
c
FTW is ook een toegankelijk programma voor mensen die betrokken zijn bij het beoordelen en ontwikkelen van de fitheid van werkhonden. De feedback van trainers, stagiaires en vrijwilligers op het fundamentele fitnesstrainingsprogramma was gericht op eenvoud en gemak van vooruitgang. Ons personeel vond het verminderde aantal bewegingen en de geformaliseerde structuur eenvoudig te implementeren. Het verduidelijkte criterium en de gestandaardiseerde niveaus maakten het bepalen wanneer en hoe de moeilijkheidsgraad van een beweging gemakkelijk kon worden verhoogd.
c
De trainers, stagiaires en vrijwilligers hebben het herziene FTW-programma universeel overgenomen. Uit de feedback die we ontvingen bleek dat een toename in waargenomen relevantie voor de toekomstige carrière van een werkhond een belangrijke factor was bij deze adoptie. Bovendien vergrootten de aanzienlijk verminderde trainingsvereisten het vertrouwen van trainers met minder marker-trainingservaring (bijvoorbeeld clicker-training). We hebben consequent waargenomen dat trainers er twee tot drie weken over deden om zich voldoende op hun gemak te voelen om les te geven aan een stagiair, die er vervolgens even lang over deed voordat hij lesgaf aan een vrijwilliger. Het duurde ongeveer vier tot zes weken voordat de FTW-kennis vier generaties lang had geduurd (van FTW-expert tot trainer, van stagiair tot vrijwilliger) en een beginneling competent was geworden om de training uit te voeren.

 

DISCUSSIE

We hebben een geformaliseerde methode ontwikkeld om fundamentele fitnessmodaliteiten voor werkhonden te trainen en beoordelen. Het PVWDC FTW-programma omvat houdingsontwikkeling en frequente versterking van dit gedrag, warming-up- en cool-downroutines om je voor te bereiden op en te herstellen van een training, methoden om op efficiënte wijze fundamentele fitheid te trainen, en een format op twee niveaus voor het beoordelen van de fundamentele fitheid. We hebben dit programma geïmplementeerd in een trainingscentrum voor werkhonden en hebben de veiligheid en het implementatiegemak van het programma gedemonstreerd.
c

Enkele beperkingen aan deze initiële implementatie zijn de jonge leeftijd van sommige honden in onze populatie, de eerdere blootstelling van onze honden en personeel aan fitnesstraining, de unieke structuur van de PVWDC en de korte duur van de implementatieperiode. De jonge leeftijd van sommige honden in ons programma stelde ons in staat optimale methoden te bepalen voor vroege kennismaking met fitnessoefeningen, maar beperkte ons vermogen om te zien hoe het zou gaan met oudere honden. Bovendien heeft PVWDC een fitnesscultuur en was ons personeel gewend om fitnesstrainingen uit te voeren met onze honden. Deze factoren hebben waarschijnlijk de leercurve voor zowel onze honden als ons personeel verkort. Hoewel dit niet geheel uniek is onder werkhondenprogramma’s, zorgde ons patroon van het inbrengen van honden in ons programma op de leeftijd van 8 weken en het dagelijks trainen met hen tot de leeftijd van 12-24 maanden voor meer en vroegere contacttijd dan sommige programma’s. Ten slotte vertegenwoordigen de geformaliseerde en kwantitatieve methoden die in dit artikel worden beschreven een implementatieperiode van ~4 maanden. Het aantal verfijningen dat in die tijd is bereikt, geeft aan dat er waarschijnlijk nog meer verbeteringen zullen plaatsvinden naarmate we doorgaan met het trainen van de conditie van werkhonden.

c

Het doel van dit artikel was om in eerste instantie deze pilottechnieken te beschrijven om de fundamentele fitheid van werkhonden te beoordelen en te trainen. Er zijn dus verdere prospectieve studies nodig om de beoordelingscomponenten en trainingsoefeningen te valideren. Deze initiële implementatie stelde ons ook in staat om initiële progressieniveaus te definiëren voor sommige oefeningen (Pivot, Plank en Squat). De voortgang voor andere oefeningen (Posture Down, Chipmunk en Back-up) wordt algemener beschreven. Er moet nog verder werk worden gedaan om de optimale methode, volgorde en snelheid te bepalen om elke oefening te laten verlopen.

c
Geformaliseerde fitnessprogramma’s voor honden zijn zeldzaam. Nog minder zijn geschikt voor de functionele fitnessvereisten en het temperament van werkhonden of de tijd- en logistieke beperkingen van een kennel of trainingsfaciliteit. Daarentegen kent de menselijke fitnesswereld talloze methoden om de fitheid van tactische atleten in vergelijkbare organisaties te beoordelen en te trainen (8, 11, 69-73). Bovendien hebben we in dit artikel onderzoek aangehaald naar de effectiviteit van verschillende menselijke fitnessoefeningen en -methoden; werkhonden hebben vergelijkbare, op bewijs gebaseerde methoden nodig om de conditie te beoordelen en te trainen. Wij geloven dat het PVWDC FTW-programma een stap in die richting is.
c
We verwachten dat dit werk zal dienen om momentum toe te voegen aan het groeiende veld van prestatiegeneeskunde bij honden. Een leemte die toekomstig onderzoek verdient, is de kwantificering van spieractiviteit voor verschillende fitnessoefeningen. Hoewel dit onderzoek is begonnen met revalidatiebewegingen (49), moet er nog veel werk worden verzet om te begrijpen welke oefeningen het meest effectief de gewenste spiermassa activeren. Een ander gebied voor toekomstig onderzoek is het ontwikkelen van alternatieve oefeningen en progressies om fundamentele fitheid te ontwikkelen. Hoewel wij geloven dat oefeningen zoals de Squat en Pivot de hoekstenen van fitness zijn, hangt de voortdurende vooruitgang van een hond af van het integreren van alternatieve methoden om dezelfde fitnessmodaliteiten te ontwikkelen.

c
Naast de oefeningen zelf zijn wij van mening dat er onderzoek moet worden gedaan om bewijs te leveren voor de optimale programmerings- en periodiseringsmethoden. Voor trainingssessies moeten de frequentie, het tijdstip gedurende de dag en de timing ten opzichte van werk of andere trainingen worden onderzocht. De juiste volgorde van de oefeningen binnen de sessie, samen met de optimale combinatie van sets, herhalingen en intensiteiten, moet worden bepaald. Het hondenfitnessdomein heeft ook veilige en effectieve methoden nodig voor het ontwikkelen van kracht, vergelijkbaar met de barbell en kettlebell voor menselijke fitness.
c
Ten slotte moet de geformaliseerde conditie van honden verder groeien dan deze fundamentele fitnesswortels. Verschillende carrières en disciplines bij werk- en sporthonden hebben specifieke fitnessvereisten die bovenop de fundamentele fitheid moeten worden gelegd. Honden hebben snelheid, kracht, uithoudingsvermogen en behendigheid nodig om in deze carrières te presteren, en hun begeleiders en trainers hebben op bewijs gebaseerde trainingsmethoden en beoordelingen nodig om hen te helpen deze modaliteiten te verbeteren.
c

Wij geloven dat multidisciplinaire samenwerking de sleutel is om vooruitgang te boeken bij het opvullen van deze hiaten. Werkhondengeleiders, ervaren trainers en prestatiegerichte hondendierenartsen moeten samenwerken met een breed scala aan vergelijkbaar georiënteerde wetenschappers om deze uitdagingen op te lossen. De PVWDC wil graag samenwerken met gelijkgestemde individuen, kennels, programma’s en organisaties.

Disclaimer
De inhoud is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de auteurs en vertegenwoordigt niet noodzakelijkerwijs de officiële standpunten van de National Institutes of Health.

 

Copyright © 2020 Farr, Ramos en Otto
De originele tekst en deze vertaling hiervan is een open access-artikel dat wordt verspreid onder de voorwaarden van de Creative Commons Attribution License (CC BY). Het gebruik, de distributie of reproductie in andere forums is toegestaan, op voorwaarde dat de oorspronkelijke auteur(s) en de auteursrechthebbende(n) worden vermeld en dat de originele publicatie in dit tijdschrift wordt geciteerd, in overeenstemming met de geaccepteerde academische praktijk. Er is geen gebruik, distributie of reproductie toegestaan ​​dat niet in overeenstemming is met deze voorwaarden.

Dankbetuigingen
Dit werk is gebaseerd op de ervaring van vele deskundigen. We waarderen hun invloed op ons denken en onze benadering van de fysieke fitheid van honden. Wij willen graag de trainers, stagiaires en vrijwilligers bij de PVWDC bedanken voor hun werk bij de implementatie van het FTW-programma.

Het originele Fit to Work programma zoals deze in het Engels is gepubliceerd met alle referenties is te vinden via deze link naar de publicatie van het Penn Vet Working Dog Center.

Op het You-tube kanaal van de Penn Vet Working Dog Center vind je video-filmpjes waarin allerlei oefeningen gepresenteerd worden door Dr. Otto, zoals de Figure-8 , Zijwaartse Stretch, Walking Backwards, etc

Honden en Wolven – wat moet je weten

In de Nederlandse media worden heel wat vaak smeuïge berichten gepubliceerd over de wolven in ons land en de confrontaties met honden en mensen in de natuur. In plaats van mee te gaan in deze op sensatie en angst gebaseerde berichtgeving, ben ik op zoek gegaan naar de reeds bestaande informatie over wolven in heel Europa. De ervaringen uit andere Europese landen, zoals Italië, Spanje of Roemenië, waar wolven dicht bij mensen leven, laten zien dat de potentiële dreiging van wolven zeer, zo niet verrassend, laag is. En ja wolven zijn net als ‘onze’ Wilde Zwijnen, Schotse Hooglanders, Oerossen, Dassen, Vossen etc wilde dieren die nu eenmaal dierlijk gedrag vertonen die horen bij hun natuur. En ja hoewel zeldzaam, het kan voorkomen dat wolven geïnteresseerd zijn in honden en op hun af komen. Ook als er een mens bij is. Maar wat is nou normaal? Wat is hun natuur? En wat kan ik verwachten als ik in een gebied met mijn hond wandel of hardloop waar wolven zijn gespot?
c

Mijn eigen ervaring
Het is voor mij inmiddels alweer circa 4-5 jaar geleden dat ik twee keer een wolf ben tegengekomen in de bossen bij mijn woonplaats Rozendaal tijdens een Canitrail Training met mijn witte herder reu Quasar en nog wat medelopers. Op circa 100 meter liep een wolf in draf door het bos enkele seconden rechts parallel aan ons. Mijn witte herder was niet onder de indruk, blafte niet, keek wel nieuwsgierig opzij maar liep gewoon door. Terwijl een andere kleinere teef die met ons meeliep angstig werd en het liefst wilde vluchten. Ongeveer 200 meter voor ons stak hij over en liep door naar het gedeelte waar het rustgebied ligt.  Ik heb deze wolf daarna ook niet meer gezien, maar ben verder ook niet gaan zoeken. Wij liepen gewoon rustig door, geen paniek, geen filmpje, geen foto…Net zoals wij altijd doen bij wilde zwijnen met biggetjes, of Schotse Hooglanders met kalfjes.  Het was meer een vluchtige ontmoeting conform de verwachtingen die ik al had na het lezen van heel wat informatie over het natuurlijke gedrag van de wolf.
c

Wat zijn de feiten
Op zoek naar zoveel mogelijk feiten ben ik terecht gekomen op de website van Bij12, de website van het Duitse Federaal documentatie- en adviescentrum op het gebied van wolven en de website van het International Wolf Center.  In 2023 zijn er volgens het Rapport Populatieontwikkeling en verspreiding van de wolf in Nederland (waarschijnlijk) 66 wolven aanwezig, 7 roedels en 39 welpen. Tevens vind je op deze website een mooi overzicht van alle wolvenmeldingen, incidenten maar ook de globale leefomgeving van de roedels. In de provincies Gelderland op de Veluwe zijn er inmiddels al 7 roedels. In de Provincie Friesland/Drenthe is er sprake van 2 roedels en in de provincie Utrecht 1 roedel. BIJ12 is namens de provincies opdrachtgever voor de monitoring van de wolf in Nederland.

“In Gelderland zijn, met name op en rond de Veluwe, 24 wolven via DNA vastgesteld. Hiervan zijn achttien individuen enkel aangetoond via DNA-monsters uit de monitoring, bijvoorbeeld via een uitwerpsel of haren. Van 21 oktober 2023 tot en met 15 februari 2024 zijn er, verspreid over Nederland en buiten de bekende wolventerritoria, elf verschillende wolven geïdentificeerd via DNA-analyse die nog niet gevestigd zijn of gewoon op doorreis zijn. De gekleurde gebieden laten zien waar wolven officieel gevestigd zijn, volgens de criteria uit het Interprovinciaal Wolvenplan. Ook duiden deze gebieden aan waar zich een paar heeft gevormd én waar in de afgelopen periode DNA-sporen van wolven zijn aangetroffen.” (BIJ12.nl)

In Nederland is de comeback van de wolf nog maar recentelijk onder de aandacht van het grote publiek gekomen, terwijl de wolf al vele jaren in Europa leeft. Wolven kunnen bijna overal leven, zolang ze maar genoeg voedsel vinden en wij ze laten leven.

Zeer interessante feiten over het normale gedrag van de wolf vond ik in het verslag “Leben mit Wölfen” uit 2007 welke wordt gedeeld op de site van DBBW.
“Wolven hebben, net als andere dieren, geen ‘specifieke’ angst voor menselijke nederzettingen of structuren. Angst voor mensen is niet aangeboren, maar eerder individueel verworven. Iedereen kan dit met eigen ogen zien in de nationale parken ter wereld. Waar dieren mensen niet als vijand hebben leren kennen, negeren ze hen doorgaans. Om in het gecultiveerde landschap te kunnen leven, moeten wilde dieren tot op zekere hoogte menselijke structuren en de aanwezigheid van mensen tolereren. ”

c

Aanvallen door wolven op honden; waarom?
Voor wie geen Duits kan lezen hier een hopelijk correcte vertaling van een deel uit “Leben mit Wölfen” specifiek gericht op de ervaring van wolven gericht op honden. Want overal wordt er gesproken over dat de wolf mensenschuw is…maar hoe kijkt de wolf naar onze gedomesticeerde honden?

In de literatuur/ studies  lees je dat de wolf van nature de hond ziet als een  concurrent, een vijand, een indringer en zelfs als een prooi. De volwassen mens daarentegen niet.

“Wolven doden honden om twee redenen: omdat ze ze als concurrenten/ indringer of als prooi zien. In Zweden worden elk jaar ongeveer twintig jachthonden door wolven gedood, de meeste tijdens het belangrijkste jachtseizoen in oktober (KARLSSON 2003). Uit onderzoek naar de incidenten is gebleken dat veel honden nieuwe wolvensporen volgen als ze deze tegenkomen. Als de hond dan ver weg van zijn eigenaar een roedel wolven tegenkomt, wordt hij door de wolven aangevallen als een indringer in hun territorium. Uit tests met halsbandwolven bleek dat ze niet uit zichzelf achter honden aan gingen en niet werden aangetrokken door blaffende honden.

Deze uit Scandinavië bekende situatie is vergelijkbaar met een incident in Oberlausitz in 2005. Een jachthond was onopgemerkt bij haar baasje weggelopen nadat hij blijkbaar de geur van een wolvin had opgepikt. De hond achtervolgde de wolvin en ving haar als een jachthond. Kort na het typische stalgeluid hoorde de eigenaar zijn hond janken. Het dier kwam terug met verschillende bijtwonden en stierf een paar uur later tijdens een diergeneeskundige behandeling. De hond en de wolf ontmoetten elkaar op ongeveer 650 meter afstand van de eigenaar van de hond.

Ook in deze situatie achtervolgde en ving de hond de wolf en niet andersom. Het feit dat de wolvin destijds in de sleur zat, een periode waarin wolven bijzonder onaangenaam zijn tegenover leden van hetzelfde geslacht, heeft mogelijk bijgedragen aan de agressieve reactie en daarmee aan de beschreven uitkomst van de ontmoeting. Er kan echter worden aangenomen dat wolven over het algemeen niet erg tolerant reageren als ze op deze manier door een gedomesticeerde soortgenoot in hun territorium worden geplaatst. Een vreemde wolf zou de territoriumhouders slechts met uiterste voorzichtigheid benaderen, of helemaal niet. In de regel zou hij echter een ontmoeting vermijden.

Uit dit ene incident kan echter niet worden geconcludeerd dat er een blijvend gevaar bestaat voor de jachthonden in het Saksische wolvengebied. De situatie in Scandinavië, waar elandhonden en hazen alleen en over grote gebieden jagen, is niet vergelijkbaar met het gebruik van jachthonden in Duitsland. Tijdens de drijfjachten in het Saksische wolvengebied in het najaar, waarbij ook aaseters worden ingezet, zijn vaak wolven waargenomen, zonder dat zich incidenten met honden voordeden. Aan de ene kant kan dit zijn omdat het tot nu toe bij deze jachtpartijen nog nooit is gebeurd dat een hond actief een wolf achtervolgde en ving. Aan de andere kant geven de rusteloosheid die gepaard gaat met de jacht en het blaffen van de honden de wolven de kans zich aan te passen aan wat er gebeurt. Zo word je niet ineens verrast door een hond, zoals in het hierboven beschreven geval. In Oberlausitz bleven de wolven vaak gedurende de hele jacht in beweging.

In Oberlausitz is besloten om de jacht met honden voort te zetten, maar wel zo zorgvuldig mogelijk. In ieder geval in de federale bosgebieden, de belangrijkste leefgebieden voor wolven, worden hondengeleiders vooraf geïnformeerd over de aanwezigheid van wolven en het daarmee samenhangende risico. Sommige jachtleiders zorgen er ook voor dat honden waarvan bekend is dat ze bijzonder dol zijn op roofdieren niet worden gebruikt in wolvengebied. In sommige gevallen worden de honden pas een half uur na het begin van de actie vastgebonden (losgelaten) om de wolven de kans te geven zich aan te passen aan wat er gebeurt.

In Finland en Rusland hebben aanvallen van wolven op honden andere oorzaken. Daar hebben sommige wolven geleerd dat honden – vooral kleinere rassen en kettinghonden – een gemakkelijke prooi zijn en ze doden voor voedsel (BOLOGOV & MILTNER 2003; KOJOLA et al. 2004). Tot 70% van de aanvallen op honden in Finland en heel Rusland vonden dicht bij het huis plaats (BOLOGOV & MILTNER 2003; KOJOLA et al. 2004). Anders dan in Scandinavië (KARLSSON 2003), werden in Finland en Rusland vrijwel alle gedode honden ook opgegeten. Traditie speelt hier waarschijnlijk een rol. 76% van de onderzochte gevallen in Finland vond plaats op het grondgebied van één enkele wolvenroedel. De wolven in deze roedel leken actief naar honden te zoeken en ze niet zomaar in willekeurige ontmoetingen te doden.

In 2005 was er ook een geval in Polen waarin een roedel wolven zich specialiseerde in het doden van honden. Binnen een paar maanden werden dertig honden het slachtoffer van de wolven. De meeste werden door de keten opgegeten.

Hoewel honden in de buurt van het huis relatief eenvoudig te beschermen zijn door ze in een kennel of huis te houden, is het moeilijk gebleken om speciale beschermingsmaatregelen voor jachthonden te ontwikkelen. In Finland en Scandinavië bestaat er een telefoondienst waar jagers kunnen bellen voordat ze gaan jagen en de huidige positie kunnen achterhalen van wolven die zijn uitgerust met GPS-halsbandzenders. Omdat wolven echter vaak in korte tijd grote afstanden afleggen, zijn de resultaten tot nu toe onbevredigend. In Finland wordt momenteel een ‘wolfvest’ voor jachthonden getest. Deze is voorzien van elektrische sensoren en is bedoeld om de bijtende wolf een gevoelige elektrische schok te geven (Fins parlementslid).”
c

Extreem territorium gedrag bij pups
In de “Guidance for hunters and pet owners” op de site van het Winsconsin Department of Natural Resources wordt het volgende beschreven: “Net als andere wilde hondachtigen zijn wolven erg territoriaal en zullen ze hun territorium bewaken tegen andere wolven, coyotes en gedomesticeerde honden. Wolven zijn waarschijnlijk het meest agressief tegenover vreemde wolven en honden op holen en ontmoetingsplaatsen als hun pups nog klein zijn, en bij het beschermen van een nieuwe prooi. Wolfsroedels krijgen jongen in het voorjaar en zullen later van half mei tot eind september ontmoetingsplaatsen gebruiken, nadat de pups groot genoeg zijn om hun hol te verlaten. Volwassen wolven zijn zeer defensief tegenover pups op ontmoetingsplaatsen en zullen andere roofdieren aanvallen, inclusief honden, die te dicht bij de ontmoetingsplaats of de pups komen.

Tijdens de zomer zal een roedel twee tot drie tot wel zes of meer ontmoetingsplaatsen gebruiken. De exacte locaties variëren van jaar tot jaar gedurende de zomer. De locaties zijn meestal bosopeningen of randgebieden, met veel wolvensporen, uitwerpselen en gematteerde vegetatie. Ga, indien mogelijk, twee of drie mijl van een ontmoetingsplaats vandaan voordat u honden loslaat.

In situaties met honden die een wolf benaderen vinden aanvallen over het algemeen plaats als de wolf de roedel/ de pups verdedigt op deze zogeheten ontmoetingsplaatsen. Dit soort aanvallen (het verdedigen van ontmoetingsplaatsen) vinden normaal gesproken echter alleen plaats van half juni tot eind september, wanneer de ontmoetingsplaatsen in gebruik zijn.”

In onderstaande video wordt beschreven hoe je een wolvenspoor kunt herkennen en op welke punten deze verschilt met een gewoon hondenspoor.

Wanneer wolf en hond elkaar ontmoeten
Zoals omschreven in “Leben mit Wölfen” zullen de meeste honden in wolvengebieden nooit in direct contact komen met wolven en zelfs als ze dat wel doen, hoeft dat niet per se agressief te zijn. In de regel communiceren wolven en honden in een gebied olfactorisch, dat wil zeggen via geur, met elkaar. Overdag markeren de honden hun territorium, maar ’s nachts worden deze markeringen vaak “overschreven” door de wolven.

“Het feit dat wolven honden vaak zien als leden van hun eigen soort kan problematisch zijn. Honden gedragen zich over het algemeen niet als wolven, wat kan leiden tot ‘misverstanden’ die fataal kunnen zijn voor de hond. Volwassen honden laten bijvoorbeeld overal hun markeringen, ongeacht enige territoriale claim achter – ze geven meer aan “Ik was hier en ik ben een bijzonder geweldige hond” dan “dit is mijn territorium”. De wolven in wier territorium de honden reizen en markeren kunnen dit dan als een “provocatie” ervaren omdat het markeren voor hen te maken heeft met een territoriale claim. Zolang wolven en honden niet direct met elkaar in contact komen, aangezien de honden overdag meestal rondlopen in de buurt van de dorpen en de wolven meestal ’s nachts, is dit geen probleem. Elkaars markeringen worden eenvoudigweg steeds opnieuw “overschreven” – d.w.z. we kennen elkaar en gebruiken hetzelfde gebied, maar op verschillende tijdstippen.”

Wolven poepen vaak midden op het pad om aan te geven dat het hun territorium is. Door de poep van je hond op te ruimen in een wolvengebied of je hond zo min mogelijk te laten “markeren” middels kleine plasjes of het krassen met de poten maak je je hond minder zichtbaar voor de wolven die in dat gebied leven en zal deze je hond minder ervaren als een indringer.
c

Concurrentie
Er kunnen conflicten ontstaan ​​wanneer honden zich ALLEEN in het gebied verplaatsen en daar wolven tegenkomen. Onder bepaalde omstandigheden zullen zij dan door hen worden gezien als indringers op hun eigen grondgebied die moeten worden verdreven. In Zweden, met een wolvenpopulatie van ongeveer 400 dieren, zijn er jaarlijks ongeveer 20 tot 40 van dergelijke botsingen, die vaak dodelijk in 9 van de 10 gevallen zijn voor de hond, de meeste tijdens de elandjacht. Meestal zijn het niet de wolven die contact zoeken met de honden, maar integendeel: de honden volgen de wolven op hun spoor. Een vreemde wolf zou de territoriumhouders slechts met uiterste voorzichtigheid benaderen. Een ontmoeting zou hij echter zoveel mogelijk vermijden.”
c

Gevaren voor aanvallen van mensen
“Als we de frequentie van aanvallen van wolven op mensen vergelijken met aanvallen van andere grote carnivoren en wilde dieren in het algemeen, wordt het duidelijk dat wolven tot de minst gevaarlijke soorten behoren, gezien hun omvang en roofdierpotentieel (LINNELL et al. 2002). “De risico’s die gepaard gaan met een wolf die een mens aanvalt, zijn ‘boven nul, maar veel te laag om te berekenen’, zegt een nieuw rapport met de titel ‘Wolfaanvallen op mensen: een update voor 2002-2020’ door John D.C. Linnell, Ekaterian Kovtun en Ive Rouart van het Noorse Instituut voor Natuuronderzoek. Tussen 2002 en 2020 vonden onderzoekers over de hele wereld 26 dodelijke aanslagen. Daarvan waren er 14 te wijten aan hondsdolheid” (International Wolf Center)

“De zeldzaamheid van wolvenaanvallen kan waarschijnlijk ook worden verklaard door het feit dat het factoren zijn die doorgaans een rol spelen bij wolvenaanvallen. De meeste aanvallen van wolven op mensen kunnen in vier categorieën worden ingedeeld (LINNELL et al. 2002):

  1. Hondsdolheid. Hondsdolheid speelt een rol in de overgrote meerderheid van de gevallen van wolvenaanvallen.
  2. Aanzienlijk gewijzigde omgevingsomstandigheden. Geen of nauwelijks wilde prooien. Wolven leven van huisdieren of verspillen zich in de buurt van menselijke nederzettingen en verliezen geleidelijk hun voorzichtigheid ten opzichte van mensen. Kinderen zonder toezicht die voor de huisdieren zorgen of om andere redenen vaak in de buurt van de voedselbronnen worden aangetroffen. Al deze factoren samen kunnen een situatie creëren waarin aanvallen op mensen, vooral kinderen, plaatsvinden.
  3. Gewenning. Als wolven steeds meer hun voorzichtigheid jegens mensen verliezen, bijvoorbeeld omdat ze gevoerd worden, neemt de kans op een aanval toe. In Noord-Amerika is het aantal aanvallen van wolven op mensen de afgelopen dertig jaar zelfs toegenomen (MCNAY 2002). In de regel waren dit gewende dieren.
  4. Provocatie. Dit geldt ook voor gevallen waarin een poging werd gedaan om een ​​gevangen of in het nauw gedreven wolf te doden of om jongen uit het hol te halen. Er waren verschillende bijtwonden.

Aanvallen van wolven op mensen kunnen niet volledig worden uitgesloten. Door de huidige situatie in Duitsland lijkt de kans op een dergelijke aanval echter uiterst klein. De ervaringen uit andere Europese landen, zoals Italië, Spanje of Roemenië, waar wolven dicht bij mensen leven, laten zien dat de potentiële dreiging van wolven zeer, zo niet verrassend, laag is.”
c

“Probleemwolven”
“Als mensen hebben we de neiging om dingen die in strijd zijn met onze eigen belangen als een probleem te bestempelen. Dit perspectief dragen wij ook over op onze omgeving. Herten die velden binnendringen die niet voor hen zijn ontworpen, worden een landbouwprobleem. Kassel heeft een wasbeerprobleem, Berlijn heeft een everzwijnenprobleem en Beieren had een probleembeer. Al deze dieren waren en zijn niet gedragsgestoord. Ze gedroegen zich niet ‘atypisch voor de soort’, maar eerder opportunistisch volgens hun aard, normaal binnen hun brede gedragsspectrum.

Wat wij als mensen als “problematisch” beschouwen en wat “normaal” is, hangt onder meer af van onze houding en onze ervaringshorizon. Herten of vossen die ’s nachts de composthoop bezoeken, maken deel uit van het dagelijks leven op het platteland. Om het bot te zeggen: een wolf die hetzelfde gedrag vertoont, wordt in Roemenië als ‘normaal’ beschouwd, in Duitsland als ‘opvallend’ en in Amerika als ‘probleemwolf’.

De noodzakelijkerwijs nauwe nabijheid van mensen en wolven in het huidige Europa kan ook de oorzaak en bijdragende trigger zijn voor problematisch wolvengedrag. Wij mensen moedigen dergelijk gedrag vaak aan, ook al is het onbewust. Een wolf wordt niet geboren als een “probleemwolf”, maar hij leert een groot deel van zijn gedrag aan en consolideert of versterkt dit wanneer hij ervoor beloond wordt.

Factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan ​​van probleemgedrag:

  • Leeftijd. Jongeren zijn over het algemeen minder voorzichtig en vertonen een hoger niveau van verkennend gedrag.
  • Voedsel. Als een wolf wordt beloond met voedsel omdat hij zijn voorzichtigheid heeft overwonnen, neemt zijn verlegenheid af. Hoe vaker hij succes boekt, hoe meer hij erop zal aandringen het te herhalen, door zich bijvoorbeeld steeds veeleisender en zelfs brutaler te gedragen. Hij zal steeds koppiger proberen de verdediging te overwinnen.
  • Traditie. Het is bekend dat wolven, net als andere hoogontwikkelde dieren, een deel van hun aangeleerde gedrag doorgeven aan hun nakomelingen. Dit geldt uiteraard ook voor probleemgedrag. Traditie speelt hoogstwaarschijnlijk een rol bij de hondenmoordende wolven in Finland (KOJOLA et al. 2004).”

c

De invloed van jouw hond op het gedrag van de wolf
In een andere studie “How to deal with bold wolfs”uit 2020 over hoe je om moet gaan met wolven die nogal ‘ vrij en brutaal ‘ zijn geworden staat:

“Het gedrag van wolven kan worden beïnvloed door honden die mensen vergezellen. In sommige gevallen kunnen honden een nauwe ontmoeting tussen wolf en mens veroorzaken of ertoe leiden dat een wolf voor langere tijd in de buurt van een nederzetting blijft. Honden kunnen een sterke lokmiddel voor wolven zijn, omdat de wolf hen als een sociale partner beschouwt. Wolven kunnen afhankelijk van de situatie verschillend op honden reageren. Ze kunnen een neutrale reactie hebben (de meest voorkomende), een positieve reactie (de hond wordt gezien als een maatje of speelkameraadje) of een negatieve reactie (de hond wordt gezien als competitie of prooi). Als een wolf een bepaalde hond als potentiële partner ziet, kan hij de aanwezigheid van mensen volledig negeren. In sommige omstandigheden zal een wolf agressief reageren op andere honden die dicht bij zijn “partner” staan. In Lausitz verbleef een vrouwtjeswolf zonder partner wekenlang in de buurt van een dorp waar haar “gekozen” hond woonde (Reinhardt en Kluth 2007, zie bijlage 1, casus 1).

De meeste hondenbezitters die in wolvengebieden wonen, zullen echter nooit een directe ontmoeting met een wolf hebben, zelfs niet als ze elke dag met hun honden in het gebied wandelen.

Af en toe kunnen zich echter situaties voordoen waarin wolven honden als concurrentie zien en proberen ze weg te jagen ondanks de aanwezigheid van mensen. McNay (2002) beschrijft verschillende gevallen in Alaska en Canada waarin wolven mensen met honden op korte afstand volgden, of zelfs de honden aanvielen in de directe nabijheid van de eigenaren. Deze aanvallen waren altijd gericht op de honden, niet op de mensen. Soortgelijke gevallen zijn gemeld in Zweden (Karlsson, persoonlijke communicatie), Rusland (Bologov, persoonlijke communicatie) en Duitsland (bijlage 1, gevallen 10 en 11). Aan het begin van een ontmoeting kan een hondeneigenaar niet altijd bepalen waarom de wolf de hond benadert. Meer informatie over het onderwerp wolven en honden vindt u in de brochure “Mit Wölfen leben” (Leven met wolven) (SMUL 2016).”

c
Aanbevelingen
In de brochure “Mit Wölfen leben” die gratis te downloaden is op de website Sachsen.de, wordt de volgende aanbeveling gedaan:
” Over het algemeen moeten honden in het wolvengebied aangelijnd zijn of dicht bij hun eigenaar gehouden worden. Het kan zeker gebeuren dat wolven geïnteresseerd zijn in deze soortgenoten die, vanuit het perspectief van de wolf, “schaamteloos” hun territorium afbakenen. Dicht bij de eigenaar zijn, is de beste bescherming voor de hond. Als een wolf en een hond samenkomen, moet u uw hond bij u roepen, hem aanlijnen en zich rustig terugtrekken. Als de wolf interesse blijft tonen in de hond, moet je jezelf duidelijker laten zien door te roepen en de wolf eventueel weg te jagen door met voorwerpen te gooien. Maak vooral veel geluid, eventueel met een air horne. Er bestaat in deze situaties vaak geen gevaar voor de hondengeleider zelf. De wolven zijn meer geïnteresseerd in hun gedomesticeerde familieleden, niet in mensen. “

In Duitsland moeten honden, afhankelijk van de deelstaat, aangelijnd zijn of moet de hond zich binnen het invloedsgebied van de eigenaar bevinden. Honden laten rondlopen in wolvengebieden wordt in Duitsland beschouwt als grove nalatigheid!!!

c

TOT SLOT: Wat moet ik doen als ik een wolf tegenkom tijdens het lopen met mijn hond?
Tijdens onze activiteiten in de bossen op de Veluwe, Canitrailen of hiken, merk ik aan mijn honden dat ze iets anders ruiken als zwijnen, herten of ander voor hun al bekend wild. Het zou kunnen zijn dat het dan een markering is van een wolf. De reactie van mijn honden is dan meestal dat ze zich met name tijdens een wandeling willen terugtrekken. De reukorganen van een hond zijn uitermate goed ontwikkelt en als hij een verse markering van de wolf ruikt  zou het kunnen zijn dat hij niet meer verder wil lopen. In plaats van dat te negeren of aan te dringen om verder te lopen, is het raadzaam om je hond hierin juist de ruimte te geven. Blijft je hond aandringen om vooral niet verder te lopen, draai je dan om en verlaat die plek. Better safe than sorry.
c

“Het vermijden van wolven is de beste manier om conflicten tot een minimum te beperken, maar omdat wolven zo wijdverspreid zijn, is totale vermijding misschien niet mogelijk. Hoewel wolven grote territoria hebben, concentreren ze veel activiteit in specifieke gebieden, zoals de ontmoetingsplaatsen. Een van de sleutels tot het minimaliseren van wolvenproblemen bij honden is het vermijden van gebieden met geconcentreerd wolvengebruik.” – uit ‘Guidance for Hunters and Pet Owners‘.
c
“In wolvengebieden moet je je hond altijd aangelijnd houden. Hoewel zeldzaam, kan het voorkomen dat wolven geïnteresseerd zijn in honden omdat ze deze zien als leden van hun eigen soort. Afhankelijk van de situatie kunnen wolven de hond zien als concurrent of prooi. Het is belangrijk om je hond dicht bij je te houden om te voorkomen dat de wolf en de hond rechtstreeks met elkaar omgaan. Als de wolf daarentegen negatief op de hond reageert, ben jij als hondeneigenaar de grootste bescherming voor je hond. Er is geen gevaar voor hem zolang jij hem dicht bij je houdt. Als de wolf toch dichterbij komt, moet je hem duidelijk maken dat jij er ook bent door jezelf groot te maken, luid te schreeuwen, in je handen te klappen of in het extreme geval te gooien met stokken. Wanneer hij zich bewust wordt van jou, rent de wolf meestal weg.” – uit ‘Leben mit Wölfen‘.

“In hun natuurlijke omgeving verdedigen wolven territoria tegen andere wolven; het is gebruikelijk dat wolven andere wolven doden in territoriale geschillen. Wolven zijn ook erg agressief tegenover gedomesticeerde honden. Hoewel ontmoetingen tussen een enkele wolf en een gedomesticeerde hond soms tot speelgedrag leiden, kunnen ontmoetingen tussen meerdere wolven en een hond zelfs als er mensen aanwezig zijn.

Hoewel veel mensen het leuk vinden om hun hond mee te nemen naar de wildernis waar honden vrij rond mogen lopen, moeten eigenaren van een hond zich realiseren dat deze praktijk hun huisdier aan een extra risico blootstelt. Het is een stuk veiliger om tijdens uw wandeling door de wildernis de hond aangelijnd te houden zodat u controle over uw huisdier houdt binnen het zicht van de eigenaar.

In het zeldzame geval dat u met uw hond een agressieve wolf tegenkomt:
Houd je hond dicht bij je aan de lijn, blijf kalm, ren niet weg, maar gedraag je agressief door op de wolf af te stappen, te schreeuwen of in je handen te klappen en steek je armen omhoog en zwaai ze in de lucht om jezelf groter te maken als hij probeert te naderen. Keer een agressieve wolf nooit de rug toe, maar blijf er rechtstreeks naar staren. Trek je langzaam terug terwijl je de wolf aankijkt en je agressief handelt ( gebruik eventueel een luchthoorn (air horne) of andere lawaaimakers.” – uit ‘Living safely in wolf country’

c
cc

Direct voeren is uit den boze
De wolf heeft een natuurlijke behoedzaamheid tegenover mensen. Dit betekent dat veel ontmoetingen met een negatieve uitkomst kunnen worden vermeden. Als de wolf echter door mensen wordt gevoed, associeert hij mensen steeds meer met een voedselbron. Een wolf die zijn voorzichtigheid heeft verloren, kan opdringerig worden en soms stoutmoedig gedrag ontwikkelen als er niet voor voedsel wordt gezorgd. Dit kan onder bepaalde omstandigheden zelfs gevaarlijk zijn. Je moet daarom dringend afzien van het aantrekken of voeren van wolven.

“Het conditioneren van voedsel zorgt voor een snelle gewenning omdat wolven dan dichter bij mensen komen, en als de menselijke reactie op de aanwezigheid van wolven passief is, wordt de gewenning bevorderd. Deze wolven kunnen zich dan ‘op hun gemak’ bij mensen voelen en benaderingen van mensen tolereren. Ironisch genoeg zijn wolven die dit gedrag vertonen juist het meest waarschijnlijk agressief. Onder de gedocumenteerde gevallen van wolven die mensen verwondden, hadden de wolven vaak een geschiedenis van herhaaldelijk ongeïnteresseerd of zelfs ‘vriendelijk’ optreden tegen mensen op korte afstand in de weken of zelfs maanden voordat ze agressief werden. Mensen die gewond zijn geraakt door dit soort wolvengedrag zijn totaal verrast door de onverwachte agressie.” – uit ‘Living safely in wolf country’

c

HOUD DE WOLF WILD EN JE HOND AANGELIJND!

 

Oververhitting in een vroeg stadium herkennen

Het is weer zomer, dus er wordt van alle kanten gewaarschuwd dat je goed moet opletten om te voorkomen dat je hond oververhit raakt. Op social media worden nog steeds allerlei adviezen gegeven die gebaseerd zijn op oude mythen en van ‘horen zeggen’  die wetenschappelijk totaal niet onderbouwd zijn. Er zijn de laatste tien jaren ontzettend veel goede onderzoeken gedaan naar oververhitting bij honden waaruit veel goede wetenschappelijk onderbouwde adviezen zijn voortgekomen.

Een van de belangrijkste aanbevelingen uit die onderzoeken voor sporthonden zoals bij Canicross en Canitrail zijn net als bij hardlopers:

1 – Eerst afkoelen, daarna transporteren.

2 – Koelen met water, ofwel onderdompeling in koud water voor jonge/gezonde honden, ofwel verdampingskoeling (toepassing van water naast luchtbeweging van een ventilator/airconditioning/briesje) voor oudere/zieke dieren.

Onderzoekers Anne Carter en Emily Hall uit de UK hebben op hun website diverse onderzoeken met linkjes op het gebied van oververhitting en preventie staan voor iedereen die meer wit leren over dit onderwerp.

” Anne en Emily zijn jarenlang bij diverse canicross-races geweest voor observaties en zagen honden hun mensen letterlijk naar meren, beken, vijvers, peuterbaden, en welk koud water er ook beschikbaar was slepen om in af te kunnen koelen. En dat water was echt KOEL; we hebben een meer gemeten met water van 0,5˚C, en de honden renden er regelrecht in en bleven daar tot ze klaar waren om eruit te komen, in december.

Onderdompeling in koud water is DE aanbevolen koelmethode voor jonge, gezonde personen met HRI (zonnesteek). Er is een schat aan bewijsmateriaal uit de paarden- en menselijke geneeskunde om koudwaterkoeling te ondersteunen als de meest effectieve behandeling voor ernstige hyperthermie. Bij honden is er misschien minder bewijs, maar het beschikbare onderzoek ondersteunt koudwaterkoeling. We hebben al eerder gesproken over een studie die in 1980 werd gepubliceerd, en hoewel deze studie volgens de huidige normen geen ethische goedkeuring zou krijgen, moeten de resultaten niet vergeten worden. Honden met HRI koelden sneller af in water van 1-16˚C dan in water van 18-25˚C. Comateuze honden met HRI hadden de hoogste afkoeling in water van 1-3˚C, maar er moet worden opgemerkt dat comateuze honden langzamer koelden dan bewuste honden. Dit komt omdat comateuze honden stoppen met hijgen, en hijgen is een essentiële methode voor thermoregulatie voor hotdogs.

Dat gezegd hebbende, ELK water (koeler dan de hond) is beter dan GEEN water.uit Myth Busting – Cooling Hot Dogs

 

De eerste vroege signalen van oververhitting
Maar uiteindelijk is nog steeds het beste om bij je hond oververhitting te voorkomen door hem goed te leren lezen. Ga je met je hond hardlopen, actief spelen, dan stijgt automatisch z’n kerntemperatuur. Een hond zweet niet zoals wij mensen via de huid om af te kunnen koelen, ook al heeft ie een paar zweetklieren onder z’n voetzooltjes. Door te hijgen kan een hond via verdamping van waterdruppeltjes op het tongoppervlak (evaporation) z’n lichaamstemperatuur reguleren en zo z’n warmte kwijtraken. Maar ook door overdracht van lichaamswarmte naar een koeler oppervlak (conduction) door in de koelte van een plas water of gras in de schaduw te gaan liggen. Het verkoelende effect van bewegende lucht, denk aan een koel windje of ventilator, kan mits de vacht niet te dik is ook enige verkoeling bieden.
Factoren die oververhitting beïnvloeden

Externe factoren zoals temperatuur, luchtvochtigheid, wind, ondergrond, omgeving en interne factoren zoals de algemene fitheid, karakter (drive en pleasen), mate van gehydrateerd zijn en geacclimatiseerd zijn, zijn voor je hond van invloed op het kunnen omgaan met warme weersomstandigheden. Bij plotse weersveranderingen het hele jaar door of bij de eerste warmere dagen in juni, juli en augustus is het belangrijk om extra alert te zijn op de eerste tekenen van oververhitting.

Naast het bekende rijtje van honden met een verhoogd risico, zoals oudere honden, uitgedroogde honden, honden met overgewicht, grote honden, zwarte honden, honden met een dikke vacht en honden met een platte neus en ademhalingsproblemen, heeft dus ook het karakter van de hond en de intensiteit van de activiteit een grote invloed.  Een hoog-energy hond heeft vanwege z’n enorme ‘drive’ sneller kans op oververhitting als een meer relaxte hond. Net als een hond die erg gericht is op het ‘pleasen’ van z’n baas meer over z’n grenzen gaat en minder duidelijke signalen laat zien. Bij activiteiten die intensief zijn zoals hardlopen, met een bal spelen of een stressvolle omgeving gaat de kerntemperatuur van je hond omhoog waardoor de kans op oververhitting groter wordt.

Maar wat zijn dan die typische vroege signalen?
Vaak missen baasjes de eerste milde signalen van hitte-stress terwijl die juist zo belangrijk zijn om erger te kunnen voorkomen. Of ze zien die signalen wel, maar denken dat er dan nog niets aan de hand is. Uit onderzoek blijkt dat 95% van de honden die bij de dierenarts komen met milde hitte-stress klachten het overleeft, terwijl 50% van de honden met ernstige hitte-stress klachten die bij de dierenarts komen het helaas niet overleeft.
c
Maar wat zijn die eerste signalen dan?

  • Schaduw zoeken (misschien jouw schaduw)
  • Niet reageren op bevelen, wat vaak wordt aangezien voor ongehoorzaamheid
  • Vertraagde terugkeer naar geleider/eigenaar
  • Langzamer lopen of helemaal niet willen lopen
  • Water zoeken
  • Loensen van de ogen of kleine geknepen ogen
  • Progressieve verlenging van de tong
  • Spateltong; de tong verandert vaak onderaan van vorm en ziet eruit als een schop (zo breed mogelijk voor een optimale verdamping) De tong kan zelfs langs de randen rondscharrelen of krullen
  • Tong hangt uit en “floppy” (let op subtiel verlies van spiertonus in de tong)
  • Hijgen/Glimlach, naarmate de hitte en het hijgen toenemen, gaan de mondhoeken verder naar achteren open, waardoor meer van de achterste kiezen bloot komen te liggen (dit is om meer van de slijmvliezen bloot te leggen en zo het oppervlak en de luchtwegen te maximaliseren om de verdampingskoeling en de afvoer van warmte te vergroten)
    PS je hond lacht dus niet, maar heeft echt alles openstaan om te proberen af te koelen!!!!
  • Hijgen/controle – kan de hond stoppen met hijgen? Als je hem een ​​beloningsspeeltje of iets lekkers laat zien, of zachtjes op zijn neus blaast, stopt hij dan met hijgen? Als hij dat doet, al is het maar voor een fractie van een seconde, dan heeft hij nog steeds controle over zijn hijgen. Als hij niet kan stoppen, heeft hij geen controle en heeft hij het echt te warm.

c

Onmiddellijk stoppen bij de eerste signalen
Zodra je de eerste signalen van oververhitting bij je hond ziet stop je onmiddellijk met alles waar je hond nog meer oververhit van kan raken zoals hardlopen, spelen, stress etc. Ga vervolgens onmiddellijk met je hond in de schaduw staan, laat je je hond plat liggen in een plas water of op het koele gras en biedt je hond kleine beetjes water om te drinken aan. Of het water dan koud of lauw is doet er niet toe. Je stopt onmiddellijk met wat jullie op dat moment aan het doen zijn om te voorkomen dat je hond in dit stadium verder oververhit raakt. Vergeet niet dat oververhitting een momentum heeft, dus terwijl je bezig bent met het afkoelen van je hond kan de kerntemperatuur van je hond nog even verder omhooggaan voordat het afkoelen echt effect heeft. Wacht dus niet te lang met afkoelen, maar reageer direct!
c


Weet wat normaal is
Sport je met je hond dan met je weten wat normaal is bij je hond, hoe je hond normaal rent, zodat je eventuele vroege signalen kunt opmerken. Weet dat honden met een hoge ‘drive’ signalen goed kunnen verbergen. Een hond in z’n ‘drive’ kan signalen verdoezelen, en pas problemen laat zien na een training, tijdens een korte drink-plaspauze, of pas na het overschrijden van de finishlijn.


Bij twijfel?
Twijfel je of je hond oververhit raakt, neem dan bewust een korte pauze en let op signalen zoals ademen met een wijde opengesperde mond, een hijgende glimlach, spateltong, overmatig hijgen, dik wit speeksel op de tong. Let op of je hond reageert op een voor hem zeer bekend commando en geef een voertje waar je hond normaal gesproken echt helemaal gek op is. Reageert ie hier niet op, dan is je hond teveel afgeleid omdat ie zich volledig moet focussen op het proberen z’n lichaamstemperatuur te beheersen. Ga bij twijfel pas weer verder als je merkt dat z’n ademhaling weer rustig en gelijkmatig is, z’n tong qua lengte en vorm weer normaal is, z’n ogen weer gewoon van vorm en ontspannen zijn en hij weer reageert op z’n naam/ commando en het lekkere voertje.
c

Meer informatie over de diverse studies betreffende hittestress en oververhitting vind je op de website van Hot Dogs-Heatstroke Education for Dog Owners.

WEL of GEEN eten, drinken, elektrolyten, herstelshakes VOOR of NA een Canitrail?

Hoi hoi vraagje. Wat geef je je hond te eten op de ochtend van een Canitrail wedstrijd? Hoe lang van tevoren geef je je hond extra water voor een wedstrijd? En geef je elektrolyten tijdens het Canitrailen op warmere dagen? 

Deze vragen krijg ik ontzettend vaak van beginnende maar ook al wat meer ervaren Canitrailers die de afstanden met hun honden verder willen uitbreiden. Middels eigen ervaring maar ook door onderzoeken te lezen over dit onderwerp en via het volgen van diverse webinars ben ik gekomen tot de volgende adviezen.

Geef je je hond eten VOOR of NA een training?
Honden geef je binnen 2 uur maar bij voorkeur onmiddellijk na het sporten te eten. Spiereiwitten die tijdens de inspanning worden gekataboliseerd, worden volgens onderzoeken vollediger en sneller aangevuld als er binnen 2 uur na de training een maaltijd wordt gegeven. Het is aangetoond dat verteerbare koolhydraatbronnen die tijdens of onmiddellijk na de training worden gegeven, het uithoudingsvermogen verbeteren en een grotere aanmaak van spierglycogeen bevorderen. Na de training geef je je sporthond dus een portie licht verteerbare dierlijke eiwitten uit vlees en vis en van makkelijk verteerbare koolhydraten uit de glutenvrije granen rijst en maïs waardoor het herstel wordt bevorderd.

Honden mogen niet intensief gaan sporten binnen 8 uur na een kleine maaltijd of maximaal 16 uur na een grote maaltijd om een ​​volledige maaglediging mogelijk te maken zodat de hond al is overgeschakeld op de vetstofwisseling en daarbij koolhydraten spaart voor de maximale inspanningen. Het advies is dan ook om je hond NIET vooraf een maaltijd te geven. Als je vóór het sporten voedt, is de kans groter dat je hond tijdens het sporten last krijgt van buikpijn en braken.

Moet je je hond extra laten drinken VOOR en NA een training?
Naast de aanvoer van de juiste voeding is het voor je sporthond natuurlijk ook belangrijk dat deze voldoende gehydrateerd is. Met het zogenaamde “afwateren” voor een training wordt bedoeld dat een hond voor een training of wedstrijd een behoorlijke hoeveelheid water krijgt om het hele lichaam goed door te spoelen. Op deze manier worden de urinewegen flink doorgespoeld en zal er tijdens het rennen minder negatieve verbranding zijn. Afwateren doe je ongeveer 2,5-3 uur voor jullie training of wedstrijd. In de tijd tussen het afwateren en de training/ wedstrijd kan je hond z’n behoefte doen waardoor het lichaam volledig gereinigd wordt.

Het helpt om je hond extra te laten drinken door bijvoorbeeld het water aantrekkelijker te maken met rauw gehakt of een portie hondenvoer of karnemelk of iets anders erdoor te mengen waar hij dol op is. Of meng het water met een botten-bouillon. Drinkt je hond te veel dan zal je hond extra veel moeten plassen wat zelfs tot prestatieverlies kan leiden en één of twee extra pauzes noodzakelijk maakt. Om dat te vermijden moet je daarom altijd de watergift aanpassen aan de werkelijke behoeften van de dieren en deze niet overdrijven.

Na de training heeft je hond dorst dus geef je je hond een klein beetje water te drinken. Geef je hond niet teveel te drinken in 1 keer omdat ze er dan last van kunnen krijgen (diarree of braken). Door een paar keer het bakje te vullen kan je hond voldoende drinken zonder te veel in een keer binnen te krijgen.  Een watertje na afloop waarin je hond kan afkoelen door erin te gaan staan zal zeker gewaardeerd worden.

Moet ik mijn hond na afloop een herstelshake geven?
Het gebruik van herstelshakes na een training of ontspannen Canitrail is voor heel veel honden absoluut niet nodig. Honden zijn van nature uithoudingsvermogen-dieren. Ze hebben een hoog oxidatievermogen en zijn goed aangepast aan uithoudingsactiviteiten. Honden blijken skeletspieren te hebben met superieure oxidatieve capaciteiten. Zelfs de minst oxidatieve spiervezels bij honden hebben een aanzienlijk vermogen tot aëroob metabolisme in vergelijking met snelle vezels van andere soorten.

Honden maken in tegenstelling tot mensen veel minder gebruik van het op glycogeen gebaseerde systeem en meer op het op vetzuren gebaseerde energiesysteem.  Zelfs ongetrainde honden hebben een hoge aerobe capaciteit en lijken genetisch aangepast te zijn voor efficiënte zuurstofextractie en – gebruik. Let op; verwar een ​​ongetrainde hond niet met een zittende, inactieve of zwaarlijvige hond.

Zeer aerobe zoogdieren zoals honden hebben een verhoogd vermogen om op vet gebaseerde substraten te gebruiken voor het energiemetabolisme.  Het vetrijke, eiwitrijke dieet van sporthonden helpt om de spierglycogeenvoorraden te behouden tijdens het sporten.

Als baasje ben je continu op zoek naar de juiste balans tussen voeding, training en herstel bij je hond om te kunnen beoordelen hoe het is gesteld met het uithoudingsvermogen van je sporthond, of je hond een juiste trainingsprikkel krijgt en of je het juiste trainingsprogramma volgt. Het geven van herstelshakes voor een effectief en sneller herstel van de spieren van je hond is bij een reguliere canitrail training niet nodig. De spieren van je hond hebben van nature al een hoger oxidatievermogen en hoeven vaak nauwelijks te herstellen na een rustige duurloop.

Voor sommige honden kunnen herstel preparaten juist wel weer een uitkomst zijn. Helemaal wanneer ze op top niveau moeten presteren, want de spieren van je hond herstellen aanzienlijk sneller.  Maar er kleven ook nadelen aan herstelpreparaten. Door het geven van herstelpreparaten weet jij niet meer hoe het natuurlijk herstel van jouw hond is. Het herstel van jouw hond is namelijk dé graadmeter om te zien hoe jouw hond in de training staat. Wanneer je middelen gebruikt die het herstel versnellen mis je dus die signalen! Blijft je hond na een training lang hijgen en/of liggen dan ben je te ver gegaan en is een stapje terug doen en extra rust inplannen noodzakelijk. Je kan ook een dagboekje bijhouden van jullie trainingen. Daarin kun je bijhouden hoe jouw hond heeft gereageerd op de trainingen.

Beginnende sporters die nieuw zijn in de wereld van het Canitrailen worden vaak herstelproducten aanbevolen. Maar is het wel nodig voor je hond?! Zoals boven beschreven heeft de gewone gezonde hond vanwege zijn van nature op uithoudingsvermogen ontwikkelde spieren het echt niet nodig. Ga je echt langere afstanden trainen, intensiever en meer dagen achter elkaar met je hond hardlopen dan zou je een herstelshake kunnen overwegen.

Moet ik mijn hond elektrolyten geven na afloop van een Canitrail?
Tijdens het sporten verliezen wij mensen door te zweten veel vocht en in dat vocht zitten kostbare elektrolyten, zoals chloor, natrium, magnesium, calcium, kalium, fosfaat en bicarbonaat.  Door verlies van teveel elektrolyten zullen je sportprestaties achteruitgaan wanneer je deze niet compenseert. Daarom wordt ons mensen geadviseerd om de elektrolyten aan te vullen middels allerlei supplementen/ drankjes/ gelletjes.

Maar hoe zit dat dan bij honden? Moet je bij honden ook hun elektrolyten aanvullen? In tegenstelling tot mensen verliezen honden geen zouten als ze zweten omdat ze NIET zweten; de damp die ze bij het hijgen verliezen om hun lichaamstemperatuur te reguleren bestaat voornamelijk uit water.

“This water vapor is just that…. basically water, no electrolytes (sodium, chloride, potassium). The kidneys conserve water to try and maintain hydration, but water loss continues. Fluid replacement is therefore also ‘just’ water. Additional electrolytes in the liquid, unneeded by the body, are eliminated via the kidneys.” (citaat uit het onderzoek van Urban Search and Rescue Veterinary Group uit 2016)

TOT SLOT
Er zijn diverse elektrolyten preparaten op de markt die jou als verantwoorde baas heel onzeker kunnen maken over wat nu nodig is en wat niet. Je wil tenslotte het beste voor je lieve canitrailmaatje. Maar je hond is geen mens. Hij zit anders in elkaar, heeft andere spiervezels, heeft andere voeding nodig en zweet nou eenmaal niet zoals wij. Kijk wat het beste bij jouw hond past door een aantal van bovenstaande adviezen te proberen en observeer hoe jouw hond het daarop doet. Iedere hond is uniek en er is niet 1 juist advies voor alle honden. Wees een wijze baas en luister goed naar de behoeften van je eigen hond.

©2024 Dorethea Bil – Canitrail.NL

Canitrailen: aeroob of anaeroob

Afgelopen weekend mocht ik mensen en hun honden tijdens het CaniSports Event in Braamt laten kennismaken met een geweldige sport: Canitrailen. En ja ook nu hoorde ik dat men er vanuit ging dat Canitrailen hetzelfde is als Canicross maar dan langer. En ja er zijn in de basis overeenkomsten, want het is beide off-road hardlopen met een aangelijnde hond waarbij de hond een harnas draagt en de mens een heupgordel. En ja het zijn allebei geweldige sporten om te doen. Maar een Marathon lopen is ook niet een Sprint lopen maar dan langer; het zijn echt totaal verschillende disciplines waarbij je totaal andere energiesystemen aanspreekt.
c

Off-Road Hardlopen met je Hond  
Canitrailen is off-road hardlopen met je hond net als Canicrossen, en bij beide sporten gebruik je een heupgordel, een verende lijn, heeft je hond een harnas aan en zitten jullie de hele tijd aan elkaar verbonden. Bij het Canitrailen is het onderweg kunnen verzorgen van mens en hond belangrijk, dus een trailvest met een opvouwbare drinkbak voor je hond en soft flask van 500ml of bladder van 1,5 liter voor de mens zijn minimaal nodig om mee te nemen.
c
Het klopt dat zowel het canitrailen als het canicrossen in essentie het samen off-road hardlopen met je hond in de natuur is. Maar daar houdt de vergelijking op. Het canicrossen is explosief, competitief, gericht op sprinten en snelheid waarbij je met name in het anaerobe energiesysteem loopt. De afstand varieert van een korte cross van 3km tot een lange cross van 5km. Het canitrailen is gericht op endurance, uithoudingsvermogen, lange afstanden, energiezuinig lopen, verzorgen en zwerven waarbij je met name in het aerobe energie systeem loopt. De afstand varieert vanaf een minimale afstand van 8-10km tot misschien wel 50km – 80km of zover als jullie kunnen en vanaf 1 dag tot meerdere dagen achter elkaar.
c
Aerobe systeem = Canitrail; Lopen in het aerobe systeem doe je met zoveel mogelijk zuurstof door je uithoudingsvermogen op te bouwen en het hart en longen te versterken (onder je aerobe drempel= omslagpunt waarna je spieren gaan verzuren). Je gebruikt ongeveer 50 tot 80% van je maximale hartslag (zone 1, zone 2 en zone 3) waarbij je ademhaling varieert van gemakkelijk tot licht intens. In deze zones loop je op een tempo dat je uren kunt volhouden. Het oxidatieve aerobe systeem werkt zowel met koolhydraten (glycogeen) en vetten, waarbij je grofweg kunt stellen dat hoe langer een activiteit duurt, hoe groter het aandeel vetten wordt.
Ter vergelijking: bij een lange duurloop waarbij de intensiteit laag in Zone 2 ligt zal je lichaam vooral teren op vetten, terwijl dit bij een voetbalwedstrijd waarbij je sprints afwisselt met rustperiodes meer in Zone 3 op koolhydraten berust.
c
Anaerobe systeem = Canicross; Lopen in het anaerobe systeem doe je op hoge intensiteit en in explosieve korte stukken waarbij je zuurstoftekort opbouwt zoals in zone 4 en zone 5 oftewel ongeveer 80-90% van je maximale hartslag.  De spieren beginnen glucose af te breken. Naast water en kooldioxide geeft het lichaam ook melkzuur als afvalproduct af, waardoor de spieren aanvoelen alsof ze in brand staan. Door te trainen om zo lang mogelijk net boven je anaerobe drempel te kunnen lopen, heb je tijdens het Canicrossen het voordeel om zo lang mogelijk op sprintniveau te kunnen blijven zonder te snel te verzuren.
c
Endurance
Bij het canitrailen loop je als team de gehele afstand aan elkaar verbonden zoveel mogelijk op een Endurance-tempo die jullie allebei uren achter elkaar moeten kunnen volhouden en er nauwelijks sprake is van verval. Door vanuit strategisch oogpunt op tijd te drinken, eten, wandelen of korte pauzes in te lassen voorkom je dat jullie fysiek uitgeput, oververhit of overbelast raken.

Canitrailen is geen wedstrijd maar eerder een soort van uithoudingsvermogen-test waarbij het duurvermogen en de algehele fitheid van jou en je hond wordt gemeten. Gedurende de gehele afstand die jullie samen afleggen zijn jullie beiden fit en in goede conditie; jullie mogen geen tekenen van oververhitting, overbelasting of oververmoeidheid vertonen.
c
Honden zijn natuurlijke duursporters; ze blijken namelijk skeletspieren te hebben met superieure oxidatieve capaciteiten. Zelfs de minst oxidatieve spiervezels bij honden hebben een aanzienlijk vermogen tot aëroob metabolisme in vergelijking met snelle vezels van andere soorten.  Volgens onderzoeken maken honden veel minder als mensen gebruik van het op glycogeen gebaseerde energiesysteem/ het anaerobe systeem en meer op het op vetzuren gebaseerde energiesysteem/ het aerobe systeem.

(Overzicht van de energiesystemen bij mensen)
c
Honden, Baasjes en Canitrailen
Zoals gezegd hebben honden van nature al meer aerobe spiervezels als mensen. Ik zie dan ook vaak dat mensen meer moeite moeten doen om hun aerobe energiesysteem te trainen als honden. Honden die aan hun baasje vastzitten kunnen meestal niet op hun eigen duurtempo lopen omdat dat voor veel baasjes (nog) te hard gaat. Als je dus met een hond loopt die sneller gaat als jouw basissnelheid onder jouw aerobe drempel, dan zou jij in theorie boven je endurance-vermogen lopen om je hond bij te kunnen houden. Oftewel als je hond in een rustige draf loopt zul jij misschien wel keihard moet sprinten, omdat jullie basistempo’s nog te ver uit elkaar liggen. Daarom raad ik het baasje aan om naast het trainen met je hond ook aan de eigen conditie, belastbaarheid en tempo te werken zonder de hond. Op een gegeven moment kunnen jullie endurance-tempo’s dichter bij elkaar komen waardoor jullie de afstand verder kunnen uitbreiden zonder in te hoeven boeten aan fitheid.
c
Basissnelheid hond en baas
In de praktijk blijkt dat als je op de basissnelheid van je hond makkelijker mee kunt lopen, je ook hogere snelheden kunt lopen dankzij de gelijkmatige trekkracht van je hond op een lagere intensiteit en dus in het aerobe energiesysteem.
Stel je loopt zelf ongeveer 9km/u in Zone 3. Je hond loopt ongeveer 11km/u in een ontspannen draf in zijn Zone 3. Zou je zelf 11km/u lopen dan houd je dat nauwelijks vol zonder te verzuren (Zone 4/5). Maar door technisch ontspannen in die draf van je hond je mee te bewegen, kun jij zelf ook 11km/u lopen met een hartslag en energieverbruik die gelijk staat aan die 9km/u. Dat vereist niet alleen een goede hardlooptechniek, balans en coördinatie, maar ook een uitstekende cardiovasculaire conditie (VO2max).
c
Anticiperen op mens, hond en natuur
Echter op de Trails is het onmogelijk om in een constante snelheid te lopen.
Je hebt nu eenmaal te maken met hoogtemeters, mul zand, gladde boomwortels, wilde dieren, verschillende weersomstandigheden waardoor je nooit 10km, 20km of 50km continu in hetzelfde tempo kunt blijven lopen. Op de Canitrails is er dus altijd sprake van een grote variatie in externe omstandigheden waarop jullie het tempo continu moeten aanpassen. Daarnaast moet je ook op tijd anticiperen op interne omstandigheden zoals vermoeidheid, dorst en honger om fit te kunnen blijven gedurende jullie Canitrail.  Dat maakt het canitrailen tot een zeer afwisselende sport waarbij je steeds bezig bent om continu te anticiperen op diverse vlakken, namelijk de mens, de hond, de natuur en de samenwerking tussen deze drie.

 

NIEUW – Canitrail Training voor Absolute Beginners in 2024

Canitrailen is het samen beleven en genieten van het hardlopen van lange afstanden in de natuur over onverharde paden vanuit samenwerking tussen mens en hond zonder tijds- en prestatiedruk.
c

Samenwerking
Tijdens het canitrailen zijn mens en hond ten alle tijden aan elkaar verbonden middels een verende lijn tenzij de veiligheid van de hond of mens in het gedrang komt.

Loopt je hond niet los met je mee?
Nee. Je hond zit aangelijnd aan je vast omdat jullie door gebieden lopen waar ook veel wild aanwezig is. Wij, canitrailers, zijn te gast in het natuurgebied en vanuit respect voor de natuur houd je je hond altijd aangelijnd. Daarbij weet je ook niet hoe je hond reageert als hij plots oog in oog staat met bijvoorbeeld een zwijn die haar biggen verdedigt.

Geven en nemen
Als jullie aan elkaar vast zitten zullen jullie met elkaar rekening moeten houden. Daarbij is zowel het aandeel van de hond als het aandeel van de mens evenredig belangrijk. Vaak is het zo dat de hond in een draf sneller kan als de mens, dus zal de hond als jullie samen hardlopen vaak ‘onder z’n eigen snelheid’ moeten lopen. Dat is voor een hond veel vermoeiender en belastender als het gewoon los met je meelopen. Voor een hond die bijvoorbeeld makkelijk 30km los kan meelopen is het 15km aangelijnd lopen veel zwaarder. Als je hond zich aan jouw tempo moet aanpassen is het mijns inziens normaal om dan ook onderweg goed voor je hond te zorgen. Vermoeidheidssignalen neem je altijd serieus en je geeft je hond voldoende gelegenheid om te drinken en/of eten; het lopen van een ‘snelle tijd’ op een bepaalde afstand mag nooit ten koste gaan van de gezondheid en grenzen van je hond.

Het aan elkaar verbonden zijn vraagt gewoon veel meer van de samenwerking en respectvolle relatie tussen hond en mens.

c
Canitrail Training voor Absolute beginners
“Ik wil met mijn hond beginnen met canitrailen, maar hoe doe ik dat? Waar moet ik op letten? Hoe bouw je de belastbaarheid op?”. Veel beginners komen terecht bij bestaande canicross-cursussen of workshop, maar omdat canitrailen een heel ander uitgangspunt heeft als het canicrossen biedt Dorethea voor de absolute beginners een aparte training aan op de woensdagmiddag tussen 15:30-16:30 uur. De hond moet minimaal 10 maanden zijn om aan te mogen sluiten.

Vaste structuur trainingen
De trainingen hebben altijd een vaste structuur, namelijk inlopen/ warming-up en diverse oefeningen, kern waarin we hardlopen afwisselen met stukjes wandelen met aandacht voor techniek en samenwerking. Afsluitend een cooling-down/ uitlopen met een soepje voor de honden en thee voor de baasjes. Door met meerdere honden in een klein groepje te lopen maken we gebruik van de kracht van Social Learning. Oftewel…de honden leren van elkaar en bouwen zo hun zelfvertrouwen op.

Deze training is dus NIET geschikt voor trailers/ hardlopers die al zelf goed getraind zijn en willen beginnen met het canitrailen met hun hond. Op de zaterdagochtend is daar al een Canitrail Training voor tussen 09:00 en 10:00 uur.
c
Wie geeft de trainingen?
De trainingen worden gegeven door de Atletiekunie gecertificeerd en gekwalificeerde hardloop-en trailrunningtrainer Dorethea Bil die zich in Amerika heeft gespecialiseerd in het hardlopen volgens de Chirunning methode voor hardlopers, trailers en canitrailers bij Chirunning Master Danny Dreyer. Dankzij overige opleidingen tot onder andere Yoga4Runners – en  Blackroll Fascia Fitness trainer heeft Dorethea zich als hardloop-en trailrunningtrainer ontwikkeld tot expert op het gebied van het verbeteren van de neuromusculaire coördinatie en loopefficiency.

Na het oprichten van Canitrail.NL en het organiseren van de eerste Natte Neuzen Trails in Nederland is Dorethea eind 2016 begonnen met het geven van trainingen voor Canitrailers. Als Canitrailtrainer heeft ze zich verder verdiept in de fysieke en emotionele ontwikkeling van de hond als atleet. Heeft ze de opleiding tot Basis Fitness trainer voor honden gevolgd, en tevens de workshops gevolgd over de warming up & cooling down, over het gangwerk en basisprincipes van een verantwoorde trainingsopbouw bij de Martin Gaus Academie, het Fit Dog Program en de K9 Sports Strengthening Program. Verdiepingen gehaald via o.a. lezingen in binnen-en buitenland over het roedelgedrag, dominantie, reactiviteit, de emotionele belevingswereld van de hond en pijnherkenning bij o.a. Monique Bladder, Hondenlot, Martin Gaus Academie en K9 Trail Time. Tevens is ze zich verder aan het verdiepen in het gangwerk van sporthonden via de Opleiding tot Hondensportcoach bij Marcel Nijland

Canitrailen is namelijk meer als gewoon een eindje hardlopen met je hond…en toch ook weer niet als je weet wat je doet en waarom je het doet.
c

Flexibel strippenkaart systeem
Er zijn ontzettend veel facetten aan het canitrailen, zoals techniek, gedrag, loopscholing, kracht, balans, snelheid, non-verbale communicatie, hondentaal, samenwerking, warmte, koude, groepsdynamiek, omgaan met wild, en nog veel meer. In een training of een workshop van een uur of een paar uren is het onmogelijk om alles te behandelen en te oefenen. Daarbij is het de vraag of ook alles blijft hangen.

Vandaar dat ik wekelijks trainingen wil geven waarbij we het proces van jullie als team kunnen monitoren, bijstellen en aanpassen op wat bij jullie past. Zo kun je je langzamerhand ontwikkelen naar een goed geolied Canitrail-team.

Daarom bieden we de flexibiliteit van het strippenkaart-systeem aan zodat je kunt aansluiten wanneer jullie kunnen en willen. Zo blijf je samen leren zo vaak als het voor jullie nodig is. Onderschat daarbij ook niet de kracht van het leren van elkaar, zowel mensen als honden.

De 10-strippenkaart is €55,00 en 1,5 jaar geldig.

Wanner zijn de trainingen?
De eerste Canitrail Training voor de Absolute Beginners in de maand januari 2024 starten vanaf de parkeerplaats bij Kasteel Rozendaal, Beekhuizenseweg 4 te Rozendaal op de volgende data:
– woensdag 17 januari 2024 om 15:30 uur
– woensdag 24 januari 2024 om 15:30 uur
– woensdag 31 januari 2024 om 15:30 uur

Aanmelden?
In de gratis aanwezigheidsapp voor sporters Teamy kun je je aanmelden voor de reguliere trainingen.
Download de app, meld je aan via onderstaande link en vink aan dat je komt:

https://app.teamy.online/?inviteToTeam=HocIgoWYHDCFYjXU97EA

c

Wil je nog meer info of heb je vragen stuur dan een mail naar canitrailnl@gmail.com

Hoe bouw je jullie Canitrail afstand uit?

Een veel voorkomende vraag die ik krijg als trainer is hoe je het beste de kilometers/ afstand verder kunt uitbouwen met je hond. In het Canitrail-team is de mens qua conditie vaak de ‘zwakste schakel’. Honden hebben in tegenstelling tot mensen een hoog oxidatievermogen en zijn goed aangepast aan uithoudingsactiviteiten. Er is zelfs een discussie of honden spiervezels hebben die volledig anaëroob zijn. Honden maken ook veel minder als mensen gebruik van het op glycogeen gebaseerde systeem en meer op het op vetzuren gebaseerde energiesysteem. Met die wetenschap in ons achterhoofd weet je dat het opbouwen van het lange duurvermogen bij honden veel sneller gaat als bij ons mensen.

WAT TRAIN JE VOOR EEN LANGERE CANITRAIL?
Belastbaarheid en uithoudingsvermogen zijn naast coördinatie en balans twee belangrijke principes die je moet trainen om langere afstanden te kunnen Canitrailen. Daarbij is belastbaarheid prima te trainen zonder dat er overbelasting hoeft te ontstaan met daaruit voorvloeiende blessures. Het achter elkaar rennen van lange afstanden is ook bij honden iets wat je moet opbouwen; honden zijn van nature echte duursporters maar dat betekent niet dat je sportief gezien goed bezig bent om de hond aangelijnd aan het harnas ineens 10 kilometer achter elkaar te laten hardlopen. Heel veel honden zouden dat best wel kunnen, maar het is de vraag of je dan niet meer schade aanricht dan nodig is…in ieder geval in de relatie. Een hond vertrouwt namelijk volledig op z’n baasje en volgt hem of haar ook al moeten ze daarvoor ver over hun grenzen. En wat is de haast?! Is het niet veel leuker om de conditie en belastbaarheid samen verder op- en uit te bouwen zodat je hond nog tot latere leeftijd samen met je mee kan?

De manier waarop de hond van jongs af aan opgroeit, is allesbepalend voor het begin van jullie sportieve carrière. Uit onderzoek blijkt dat voldoende beweging tijdens de puppy jaren een hele grote invloed heeft op de kwaliteit van botten en pezen, de ontwikkeling van het zenuwstelsel, coördinatie en de hele ‘belastbaarheid’ van de hond. De basisbeginselen van het Canitrailen trainen is dus meer als gewoon een stukje rennen. In feite zijn er 3 aspecten waar je mee aan de slag gaat, namelijk:
1. Coördinatie
2. Belastbaarheid
3. Uithoudingsvermogen
c
COORDINATIE
Al in de puppy periode kun je allerlei coördinatie oefeningen op speelse wijze aanbieden en je hond laten kennismaken met diverse soorten ondergronden, zoals water, mul zand, kiezelsteentjes, zachte bospaden, boomwortels en/of verharde fietspaden. Daarmee laten kennismaken betekent dus niet een uur lang door mul zand lopen, maar gewoon een paar minuutjes heel bewust met je hond er doorheen lopen. Eerst misschien wel snel en later er langzaam doorheen lopen om alle prikkels de tijd te geven om zowel mentaal als fysiek te verwerken. Net als bij jezelf bouw je het hardlopen door mul zand ook op om je enkelbanden krachtiger te maken.
Het trainen van de coördinatie kun je een onderdeel laten zijn van je reguliere training met een blok van 5-10 minuten of je doet het los van de trainingen op de rustdagen een 10-15 minuten. Langer heeft vaak geen zin omdat je hond te moe wordt om de beweging nog correct uit te voeren.
c

BELASTBAARHEID
De spieren, botten, gewrichten, banden en andere structuren in het lichaam worden voortdurend blootgesteld aan belasting. Hiermee wordt bedoeld dat bijvoorbeeld de knieën tijdens het lopen het gewicht moeten dragen en bij elke stap een klap op moet vangen. Het gewicht dat op een knie komt te staan tijdens het lopen is in dit voorbeeld de ‘belasting’. Als we harder lopen of hoger springen, dan wordt de belasting op het kniegewricht groter.

De belastbaarheid is dus de last die jij of je hond kan dragen. Wanneer de ervaren last groter is dan de belastbaarheid, dan is er sprake van overbelasting. Bij overbelasting is de belasting zo groot dat de betreffende lichamelijke structuur deze niet meer kan dragen. Het gevolg is dat er beschadigingen en lichamelijk klachten kunnen ontstaan.
c
Belastbaarheid bij het canitrailen
Houd er rekening mee dat als een hond aangelijnd met je gaat trailen, wat in veel gebieden verplicht is en ook een belangrijk onderdeel is van het Canitrailen, het extra belastend is voor je hond omdat wij voor hem vaak ‘te traag’ lopen.

Een hond is van nature een snuffelaar en legt vaak niet-aangelijnd veel meer kilometers af door het heen en weer te lopen (scharrelen). Zijn bewegingen zijn dan veel efficiënter en altijd aangepast aan wat hij wil. Als je hond aangelijnd loopt kost het hem dus veel meer energie omdat hij zich moet aanpassen en niet ‘z’n eigen ding kan doen’.  Kan je hond uren ‘los’ meelopen dan is dat geen enkele garantie dat hij dat ook ‘aangelijnd’ kan. Wil je weten hoe het voelt om ‘onder je niveau’ te moeten lopen? Loop je normaal 10km/u ga dan eens 30 minuten lang gemiddeld 7,5km/u lopen en voel wat dat doet met je spieren, gewrichten, ligamenten en techniek.

Train de belastbaarheid van het aangelijnd lopen door dit in korte stukken steeds verder uit te bouwen.  Vooral bij jonge honden houd je er rekening mee dat het in het harnas met jou aan de lijn hardlopen echt heel rustig opgebouwd moet worden. Doe dit gecoördineerd, in een lage intensiteit, in een rechte lijn, pak geen heuvels of mul zand en doe geen explosieve oefeningen (denk aan korte sprintjes/ springen naar een bal/ plots laten keren/scherpe bochten) omdat er dan teveel druk wordt uitgeoefend op spieren en gewrichten die bij een jonge hond nog niet stabiel zijn. Vooral het bergafwaarts rennen waarbij de spieren tegelijkertijd uitgerekt en samengetrokken worden kan scheuren veroorzaken.
c

Voorkomen overbelasting
Om overbelasting te voorkomen kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Een opbouw in belastbaarheid in bijvoorbeeld een sport als canitrailen heeft tijd nodig en daarbij ontstaat juist vaak het probleem. Die benodigde tijd is namelijk voor iedere persoon en iedere hond verschillend en hangt af van een aantal wel bekende factoren zoals o.a. ras, gewicht, leeftijd. Er bestaan ook onbekende factoren die van invloed kunnen zijn op de persoonlijke belastbaarheid: Hoe is de fysieke gesteldheid? Zijn er beperkingen (zoals bijvoorbeeld rugklachten) die de belastbaarheid eventueel kunnen beïnvloeden. Het lichaam geeft door middel van alarmsignalen zoals pijn, kramp, vermoeidheid en stijfheid aan waar de grenzen liggen van de belastbaarheid. Om vervelende blessures te voorkomen is het daarom zaak de signalen bij jezelf en van je hond bij vermoeidheid en spierpijn serieus te nemen.

c
Opbouwen belastbaarheid
Voor bijvoorbeeld een beginnende canitrailer, is het slim om wat betreft belastbaarheid met een veilig hardloopschema te starten zoals die bij mensen van 0km naar 5km te vinden is. De opbouw van het schema pas je steeds aan op wat er die week goed gegaan is of niet. Als je 10 tot 12 weken nodig hebt in plaats van de 6 tot 8 weken die dat schema aangeeft, dan is dat geen enkel probleem.

Voor een getrainde hardloper is het vergroten van de belastbaarheid van de hond vaak zelfs nog wat moeilijker. Omdat je als mens zelf al getraind bent, denk je al snel dat je hond het ook al aan zou kunnen. Neem wat gas terug en gun je hond de tijd om zijn belastbaarheid op te kunnen bouwen.

Geeft je hond in de periodes dat je de belastbaarheid gaat opbouwen aan dat ie moe is, dan stop je er ook meteen mee. Bij een vermoeide hond is de coördinatie slechter, kan hij makkelijker uit balans raken en is een vervelende misstap misschien wel het begin van een langdurige blessure aan de pezen.  Je pakt wat langer rust, geeft wat te drinken of je maakt de wandelpauze wat langer.  Neem de tijd…opbouwen is altijd een geleidelijk proces..

c
UITHOUDINGSVERMOGEN
Canitrailen valt onder de duursporten waarbij het trainen van jullie duurvermogen een belangrijk trainingsdoel is. Duurvermogen is de conditie op de lange afstanden. Maar hoe breid je die kilometers verantwoord uit? Daarvoor zul je rekening moeten houden met een aantal basale trainingsprincipes. Deze trainingsprincipes zijn geen regels of wetten maar bakens die je helpen om effectief te trainen. In het boek “Duurtraining” van Fritz Zintl worden deze trainingsprincipes uitgebreid besproken en kun je ook toepassen op het Canitrailen.

A. Werkzame belasting;
Elke training heeft een belastingsintensiteit en die moet een bepaalde grens overschrijden om een adaptatie-reactie te veroorzaken en dus werkzaam te zijn. De prikkelniveaus die onderscheiden worden zijn;

  • onderdrempelig,
  • zwak bovendrempelig,
  • sterk bovendrempelig en
  • te sterk bovendrempelig

Onderdrempelige prikkels hebben geen effect, zwak bovendrempelig onderhouden het functieniveau, sterk bovendrempelige prikkels zorgen voor fysiologische en anatomische veranderingen (= optimaal) en te sterke prikkels gaan ten koste van de functie. Tot welke categorie een trainingsprikkel behoort, is afhankelijk van de getraindheid van de hond.

Voor een jonge ongetrainde hond kan een long slow distance (LSD) training van 30 minuten al een bovendrempelige prikkel zijn terwijl voor een getrainde hond diezelfde training geen enkel effect heeft. In de basistraining van een jonge hond worden sterk bovendrempelige prikkels vermeden om het bewegingsapparaat rustig te laten wennen aan het lopen van (lange) afstanden. Een afwisseling tussen zwak bovendrempelig en af en toe sterk bovendrempelig of veel zwak bovendrempelige trainingen koppelen werkt in de praktijk prima.
c

B. Progressief toenemende belasting;
Wanneer de trainingsbelasting gedurende een lange periode gelijk blijft, past het organisme zich zo aan dat dezelfde belastingsprikkel niet meer bovendrempelig werkt en zelfs onderdrempelig wordt. M.a.w. de trainingsbelasting moet in bepaalde perioden opgevoerd worden om progressie te blijven maken.

Toename in kleine stappen (geleidelijk) is altijd zinvol zolang dat leidt tot een prestatieverbetering. Geleidelijk opbouwen kan bijvoorbeeld door de 10% vermeerdering per week regel aan te houden. Oftewel je bouwt het weekvolume aan kilometers met 10% uit dus loop je de week in totaal 10 kilometer dan kun je de week erop in totaal 11km lopen ( = 10% van die 10km)  Zijn jullie in voorbereiding van een canitrail-evenement maar heb je minder voorbereidingstijd, dan maak je geen stappen van 20-30%!  Dit is een vaak toegepast ‘redmiddel’. Maar daarmee wordt de kans op blessures door overbelasting vele malen groter.

Bij zeer goed getrainde honden is een meer sprongsgewijze belastingtoename noodzakelijk omdat de kleine (geleidelijke) veranderingen van de externe belasting niet meer tot adaptatie leidt.  (adaptie = Het aanpassen van het lichaam aan de trainingen)
c

C. Variatie in trainingsbelasting;
Een eenzijdige trainingsbelasting kan leiden tot een stagnatie in het trainingseffect. In de praktijk worden veranderingen van intensiteit, duur van de training, bewegingsdynamiek, keuze van de oefeningen en herstelperioden toegepast om die monotonie te voorkomen en het lichaam gevoelig voor prikkels te houden.  In de rustweken onderhoud je de conditie van je hond door minimaal 1x in de week voor een lange duurloop te gaan.

Gaan jullie langzame duurlopen over de harde bospaden en op vrij vlak terrein goed, dan is het lichaam belastbaar voor bijvoorbeeld de volgende stap namelijk de versnellingen (lees: intervaltrainingen) of het lopen op hoger tempo. Of voor meer variatie (kracht, concentratie, coördinatie, stabiliteit en techniek) op een zachte, mulle ondergrond of door meer heuvels te gaan trainen of korte afstanden afwisselen met langere afstanden met minder hersteltijd. Wissel conditietrainingen af met technische trainingen en speel met afstand, snelheid, hersteltijd en terrein.

Met andere woorden; train gevarieerd en vergeet niet  …. Eerst moet het IJS (de basis) dik genoeg zijn, voor je gaat schaatsen.

c
D. Optimale afstemming van belasting en herstel;

Dit principe is gebaseerd op het feit dat het lichaam na een sterk bovendrempelige training (= belastingsprikkel) tijd nodig heeft om te herstellen. Pas als het lichaam hersteld is kan een volgende trainingseenheid onder goede omstandigheden uitgevoerd worden. Belasting en herstel zijn in zekere zin als een eenheid te beschouwen.  Dit effect noemen ze ook wel supercompensatie:

Het is namelijk de kunst om zo te trainen dat de nieuwe trainingsprikkel plaats vindt op het moment van de supercompensatie. Je gaat trainen als het herstel optimaal is. Ga je trainen als het herstel onvoldoende of te lang is dan heeft de training geen of nauwelijks effect. De juiste hersteltijd is van heel veel factoren afhankelijk , namelijk de intensiteit van jullie inspanning, getraindheid en leeftijd.


Het geleidelijk opbouwen van het duurvermogen gaat bij het trainen voor langere afstanden op een gegeven moment niet meer op. Daarvoor gebruik ik het trainen in blokken. Oftewel meerdere trainingen achter elkaar om de belastbaarheid op de langere afstanden na te bootsen afgewisseld met een langere periode van herstel.  Denk aan bijvoorbeeld 2 of 3 dagen achter elkaar meerdere afstanden en 3 dagen herstel. Of 3 trainingen in 2 dagen en 3 dagen herstel. Geleidelijk opbouwen zoals in de traditionele manier van trainen is voor de echt langere afstanden zoals de ultra’s niet meer mogelijk.  Trainen in blokken met langere hersteldagen en kortere duurlopen (maar met een toename aan weekvolume) is naar mijn ervaring als loper en trainer veel efficiënter en minder blessuregevoelig.
c

De langzame duurloop als fundament
De langzame duurloop over onverharde effen paden op vlak terrein is een goede trainingsvorm waarmee je de belastbaarheid en het duurvermogen van jullie allebei veilig en verantwoord kunt opbouwen. Je moet het eigenlijk zo zien dat de (lange) duurloop het fundament vormt van jullie uithoudingsvermogen. Vergelijk het met een huis, ook daar begin je met de fundering voordat je de muren neerzet, een verdieping bouwt en tot slot het dak plaatst.

Per week 2 keer een langzame duurloop is voldoende om het uithoudingsvermogen te trainen. De eerste duurloop van jullie trainingsweek is wat korter als de tweede duurloop. Voor het gestaag uitbreiden van jullie kilometers pas je de 10% regel toe op het weekvolume en zou je de volgende opbouw kunnen hanteren: 3 weken het weekvolume opbouwen en de 4de week qua inhoud een rustweek. In die 4de week doe je bijna de helft van wat jullie gewoon zijn. Het tempo van jullie duurloopjes ligt tussen de 8km en 10 km per uur oftewel een hartslag in zone 2 (circa 130-140 slagen per minuut). Train je voor een ultra-afstand dan is een trainingsschema volgens de blok-methode efficiënter en minder blessuregevoelig. Beter 2x 10 km en 1x 15km verdeeld over twee dagen als op 1 dag 45 km.

Het duurvermogen train je door een langere afstand in een laag tempo te lopen. Het is de bedoeling dat je tijdens het hardlopen een lage hartslag behoudt. Hiermee train je voor een efficiëntere vetverbranding. Waarmee je dus minder snel zonder energie komt te zitten. Je traint ook direct je anaerobe drempel. Dit betekent dat je spieren minder snel vollopen met melkzuren en de verzuring van je spieren langer uitblijft. Houd er rekening mee dat als jij met je trekkende hond in een lage hartslag loopt, je snelheid wel veel hoger kan liggen. Dat komt uiteraard omdat je minder zelf kracht hoeft te gebruiken als je meelift op de trekkracht van je hond.

PS Vergeet nooit de warming-up en cooling down aan het begin en einde van jullie trainingen. Zeker bij koud weer duurt de opwarming van het lichaam wat langer en gaat het afkoelen sneller.

c

UITBREIDEN BELASTBAARHEID & DUURVERMOGEN
Er is een groot misverstand wat betreft de hoeveelheid kilometers die je voor je duurloop moet maken om mee te kunnen doen aan een Canitrail evenement van 30-40-50-60 km. Je hoeft niet een 30-40-50km duurloop te trainen om een 30-40-50km te kunnen Canitrailen. Je bouwt jullie weekvolume op; m.a.w.  het aantal kilometers dat jullie in een week afleggen verdeeld over een aantal trainingen per week. Je zou bijvoorbeeld jullie duurloopje van 10km kunnen gaan uitbreiden naar een 15km, 20km, 25km en een kortere training met meer techniek-componenten of tempowisselingen van 10km kunnen plannen. Maar je zou ook bijvoorbeeld ook in de ochtend 10km, in de avond 10km en de dag erna nog eens 10km kunnen plannen(= totaal 30km met een lagere belastbaarheid) met een rustperiode van 3 dagen en daarna nog eens een lange duurloop van 15-20km kunnen doen. Variaties zijn er genoeg te bedenken….mits het maar wel realistisch voor jullie is en in te passen in jullie dagelijkse leven.

Wat misschien nog wel een nog groter misverstand is is de snelheid waarmee je traint. Je conditie wordt niet per definitie beter naarmate je thuis meer kilometers in een hoog tempo afraffelt. Je duurvermogen en belastbaarheid train je juist op een lager tempo en/of met een lagere hartslag. Voor je hond is een rustig duurtempo met lagere hartslag echter een heel ander verhaal als voor jou als mens. Soms zul je als mens op een gegeven moment alleen zonder hond wat extra op tempo moeten gaan trainen om je eigen basistempo omhoog te krikken, waardoor je het basistempo van je hond beter en langer kunt volgen. Vaak zie ik dat daar nog te weinig op getraind wordt.

Een hond heeft van nature al een enorm uithoudingsvermogen en om een Canitrail van 30 km in 9 km/u af te kunnen leggen hoef je voor de hond echt geen ingewikkelde trainingsschema’s te hanteren. Consequent en gevarieerd trainen is belangrijker om je hond enthousiast en gemotiveerd te houden. Natuurlijk zul je een bepaalde hoeveelheid werk moeten verzetten om de conditie op te bouwen, maar het is essentieel om je hond blij en werklustig te houden. Vijf uur wandelen in de Ardennen is ook trainen. Maar ook een kort loopje van 5km in een voor jullie vreemde omgeving houdt het voor je hond nog leuk om mee te gaan. En als je tijdens je duurloop tussendoor behoefte hebt om een stukje te wandelen zal het trainingseffect op jullie uithoudingsvermogen nauwelijks verminderen.  Misschien zet je de korte wandelmomenten wel strategisch in zoals bijvoorbeeld een heuvel deels op wandelen om energie te besparen om daarna meteen weer hardlopend door te kunnen gaan.

Maak vooral niet de fout om je strak aan een vooropgezet plan te houden. Het aanvoelen van je hond is veel belangrijker. Heeft je hond een dagje geen zin of zit ie merkbaar slecht in z’n vel dan kun je het beter wat rustiger aan gaan doen en je meer richten op wat simpele balans oefeningen of een snuffelrondje in de buurt. Beter een stap terug waarna je twee stappen vooruit kunt dan maar door blijven gaan totdat jij of je hond uitvalt vanwege een blessure.

Vermoeidheid herkennen bij je hond

Net als bij mensen kunnen ook honden tijdens het sporten vermoeid raken. Als je de vermoeidheidsignalen van je hond bijtijds opmerkt, kun je daarop anticiperen tijdens jullie training of evenement. Maar ook na afloop is het tijdens de herstelperiode belangrijk om in de gaten te houden of je hond te vermoeid is, spierpijn heeft of misschien wel overprikkeld is. Besef je dat een hond niet alleen fysiek vermoeid kan raken maar ook mentaal.
c
Supercompensatie of overbelasting
De conditie van mens en hond bouw je op door het lichaam voldoende te prikkelen middels een juiste trainingsbelasting waardoor je de spieren een klein beetje beschadigd en je energievoorraad iets aanspreekt. Door te rusten en de energievoorraad weer aan te vullen repareert het lichaam zelf de microschade in spieren, ligamenten en pezen. Na het herstel is je conditie niet langer meer op het oude niveau maar ben je juist sterker en fitter dan ervoor. Dat proces noemen ze supercompensatie.

Heb je tijdens je training je hond of jezelf teveel of te zwaar belast dan kan de conditie juist verslechteren in plaats van verbeteren. Het prestatievermogen gaat dan juist achteruit en je kunt zelfs overtraind raken en last hebben van oververmoeidheid. Het je het lichaam onvoldoende belast dan heeft dat geen invloed op het verbeteren van de conditie en kracht. Het vinden van de juiste balans tussen belasting en herstel is dan ook een uitdaging.
c
Vermoeidheid en verminderde coördinatie
Als je moe bent of nog niet voldoende hersteld bent dan is je looptechniek vaak slechter en is je vermogen om gecoördineerd te lopen moeilijk. Je sleept misschien wel meer met 1 voet of gaat te gebogen lopen waardoor je onderrug meer belast wordt. Datzelfde gebeurt ook bij je hond. Zodra je hond vermoeid raakt kan hij z’n bewegingen minder goed gecoördineerd uitvoeren waardoor hij of zij meer kans op blessures heeft, zich makkelijker verstapt of een sprong over bijvoorbeeld een greppel onvoldoende kan inschatten.
c
Herstelpreparaten wel of niet?
Het is daarom ook heel belangrijk om de vermoeidheidsverschijnselen bij je hond goed in de gaten te houden. Door na afloop meteen je hond allerlei herstelpreparaten te geven kun je onvoldoende het natuurlijke herstel van je hond monitoren. Het natuurlijk herstel van jouw hond is namelijk dé graadmeter om te zien hoe jouw hond op de training reageert. Of je misschien je hond te veel, te zwaar of misschien wel te weinig hebt belast.  Wanneer je middelen gebruikt die het herstel versnellen mis je dus die signalen!

Herstelproducten zorgen voor een sneller herstel van de spieren. De spieren herstellen sneller, maar de pezen, ligamenten en gewrichten zijn nog onvoldoende hersteld. Hierdoor kun je de indruk krijgen dat jouw hond alweer klaar is voor de volgende training, maar dat kan op een diepere laag nog totaal niet het geval zijn. Sterker nog, de kans op een blessure kan hierdoor juist toenemen.

c

HOE ZIE JE OF EEN HOND MOE IS?
Iedere hond laat fysieke of mentale vermoeidheid op een andere manier zien, maar als je je hond goed kent weet je welke signalen hij dan laat zien. Meestal herken je de vermoeidheidssignalen pas als ze ‘groter’ en duidelijker worden, maar dan zit je hond vaak al tegen het ‘uitputtings’-niveau aan.

Een aantal signalen, die je hond bij vermoeidheid kan tonen tijdens het sporten (vaak in combinatie):

  • de bewegingen worden langzamer uitgevoerd
  • de coördinatie wordt minder
  • de controle verdwijnt
  • de hond gaat erbij liggen
  • krijgt wallen onder zijn ogen
  • krijgt rode ogen
  • zijn oren en staart zakken in hoogte
  • de hond gaat meer hijgen als normaal
  • kan zich niet meer concentreren
  • wordt juist heel erg druk
  • wordt bijterig
  • gaat in staking/blokkeert

Het hangt af van het type vermoeidheid of je direct stopt als je vermoeidheid ziet bij je hond of juist nog even doorgaat om progressie te boeken door supercompensatie . Bij mentale vermoeidheid is het zinloos om verder te trainen dus stop je meteen.
c
NA AFLOOP VAN DE ACTIVITEIT
Na afloop van de training of het evenement kan het voor honden moeilijk zijn om mentaal of fysiek de knop om te zetten. De tijdens het sporten vrijgekomen hormonen die nog door het lijf gieren kun je het beste afbouwen door na jullie training of evenement nog 10 tot 15 minuten uit te trekken voor een cooling down. Denk dan aan bijvoorbeeld rustig uitwandelen aan een lange lijn met veel snuffelmomenten. Bied wat te drinken met een lekker smaakje of een bottenbouillon aan in kleine hoeveelheden zodat het vochtgehalte weer wordt aangevuld.

Geef je hond iets te eten of iets om op te kauwen, omdat niet alleen kauwen een rustgevend effect heeft dankzij de aanmaak van rustgevende hormonen. Maar het is ook aangetoond dat verteerbare koolhydraatbronnen die onmiddellijk na de training worden gegeven, het uithoudingsvermogen verbeteren en een grotere aanmaak van spierglycogeen bevorderen.

Moeten jullie nog een stuk in de auto rijden dan is een Back-on-Track hondenjas of maasdeken met Welltex® een weldaad voor de kouder wordende spieren en gewrichten van je hond. Welltex® heeft infrarode warmte reflecterende eigenschappen waardoor de bloedcirculatie wordt bevorderd en een positieve invloed heeft op het herstel van stramme spieren en gewrichten. Net als een infrarood sauna na afloop voor ons mensen.
c

Thuis monitoren
Ga je vervolgens naar huis, dan kan het zijn dat je hond meteen weer “aan” staat. De meeste hondeneigenaren denken daardoor dat hun hond dus niet meer moe is. Maar het kan ook zijn dat je hond mentaal nog helemaal ‘vol’ zit van de training/ het evenement, nog overprikkeld is en z’n rust niet kan vinden.

Andere signalen thuis die kunnen aangeven dat je hond oververmoeid is, is dat je hond zich heel anders gedraagt als normaal. Minder enthousiast, meer terughoudend, hangende oortjes en hangend staartje of misschien wel meer uitvalt en minder kan hebben.
Sommige honden kunnen hun eten laten staan, spugen of overgeven bij oververmoeidheid. Als je hond verder voldoende drinkt en later op de dag wel weer gaat eten is dat geen groot probleem.
Het kan zijn dat je hond meer aan het hijgen is om z’n warmte kwijt te kunnen, want bij vermoeidheid heeft een hond vaak een hogere lichaamstemperatuur.
c

Rust is herstel
Een hond heeft normaal gesproken minimaal 12 tot 14 uur slaap tot maximaal 18 tot 20 uur slaap gedurende de dag nodig. Na het trainen of het evenement heeft je hond een rustige plek nodig waar hij zoveel kan slapen als hij wil. Vindt je hond het moeilijk om zich over te geven aan z’n vermoeidheid, help hem dan door bijvoorbeeld een extra knus plekje in de bench te creëren waar hij op een botje kan kauwen. Door het kauwen worden er rustgevende hormonen aangemaakt en kan hij zich daardoor makkelijker overgeven aan de vermoeidheid.

Heeft je hond even geen zin om wat te eten, dan is dat heel normaal.  Heeft je hond later op de dag geen zin in een wandeling, dan is een klein plas-en poeprondje ook heel normaal.  Het kan zelfs zijn dat je hond wat spierpijn heeft of wat stijfjes opstaat. Ook dat is heel normaal.
c

Monitoren van het herstel
Thuis na de training of jullie evenement is het juiste moment om je hond goed te monitoren en te observeren. Want hoe lang heeft je hond nodig om zelf te kunnen herstellen? Hoe lang duurt het voordat je ziet dat je hond weer soepel beweegt, weer zin heeft in wat te eten, weer helder uit z’n ogen kijkt en de kringen onder z’n ogen weggetrokken zijn en z’n lichaamstemperatuur weer normaal is?

Als een hond dat normaal graag geborsteld en geaaid wil worden dit plotseling niet meer wil, moet dit een rode vlag zijn. Dit kan vrij lokaal zijn. Zo kan bij honden de achterkant van de hamstrings (loopt over de achterkant van de achterpoten) vaak erg gespannen zijn. Of zie je plotse veranderingen in de haarrichting dan kan dat wijzen op een spier of spiergroep dat niet goed kan functioneren of te strak staat. Of zie je plotse veranderingen in het gangwerk? Denk aan hinken, kreupelen, afwijkingen in het afwikkelen van de poot, het naar buiten gooien van een poot, stijfheid, ontlasten van een poot door het gewicht anders te verdelen of een bol getrokken rug. Dit zijn belangrijke signalen die je echt niet mag missen want het geeft aan dat je hond pijn heeft. Het kan spierpijn zijn; misschien heeft hij wel andere overbelaste spierklachten of het kan zijn dat hij zich ergens aan bezeerd heeft.

Hoe lang je hond uiteindelijk nodig heeft om te herstellen is per hond weer anders. Een sportmassage kan je hond helpen bij het verbeteren van de circulatie in het spierweefsel en het herstel van het spierweefsel versnellen. Mocht je bij je hond onregelmatigheden in het bewegingsapparaat blijven zien, dan kan een dierenarts, osteopaat, fysiotherapeut of cranio sacraal therapeut daarbij helpen.

 

Ik ga voor de eerste keer meedoen aan een Canitrail-evenement; wat nu?!

Het Canitrailen hebben jullie flink geoefend, alleen of in een groepje, en dan nemen jullie nu de volgende stap. Je hebt jullie ingeschreven voor een evenement. Maar weet jij wat je te wachten staat? Waar je op moet letten? Wat er van je wordt verwacht? En wat jij kunt verwachten? Vanuit mijn eigen jarenlange ervaring als deelnemer en organisator zal ik een deel van je vragen proberen te beantwoorden in onderstaande blog. Heb je een andere vraag die hieronder niet wordt beantwoord, laat het me dan weten zodat ik het alsnog kan oppakken.

A. Waar let ik op?
Bij het kiezen van een evenement let ik in ieder geval op wat de organisatie aanbiedt. Op hun website kun je vaak vooraf al lezen welke afstanden ze aanbieden, vanaf welke leeftijd de hond mag aansluiten, het aantal verzorgingsposten, de parkeerruimte, wel of niet meenemen van het hondenpaspoort, de minimale leeftijd van de hond, een massa-start of individuele start, en het liefst heb ik meer informatie over het parcours wat betreft de hoeveelheid natuurlijk watertjes onderweg voor mijn hond zodat ik weet hoeveel water ik zelf moet meenemen en natuurlijk de ondergrond om te bepalen welke schoenen ik zelf ga aandoen.

Ligt het parkeerterrein en het secretariaat om je startnummer op te halen dicht bij elkaar of ver van elkaar?
Leer je hond al vanaf het begin om alleen in de auto te blijven als jij even weg bent om het startnummer op te kunnen halen. Het levert voor veel honden heel veel stress op als ze in de rij moeten staan met allemaal vreemde mensen en als je pech hebt ook diverse vreemde honden die je niet kunt ontwijken om het startnummer op te halen.
Wil je je hond in de auto laten, zorg er dan voor dat je auto op een schaduwrijk plekje kunt neerzetten met het raam op een kiertje, zodat het niet te warm wordt in de auto. En zet je auto een beetje uit de looprichting om drukke rijen mensen die langs komen lopen te voorkomen.
Heeft je hond heel veel stress in en vreemde omgeving, doe dan alvast thuis het harnas aan en zorg ervoor dat je alle spullen die je nodig hebt in 1 keer kunt pakken. Dat scheelt ook voor jou de nodige stress.
c
Is het evenement hond-vriendelijk?
Het is altijd handig om te weten of er voorzieningen zijn getroffen voor de honden of niet. Als het goed is wordt dat op de website van de organisatie vermeld. Is er bijvoorbeeld een waterpunt waar je je flesjes kunt vullen of moet je dat thuis alvast doen.  Is er eventueel op de verzorgingspost een mogelijkheid om het water voor je hond bij te vullen? Neem in ieder geval bij organisaties waar je met je hond mag aansluiten alles zelf mee in je trailvest, zodat je geheel zelfvoorzienend jullie trail kunnen afleggen.
Ook is het handig om te weten of de route getest is op dat wat voor honden ook prettig is. Denk aan bijvoorbeeld wildroosters; niet handig als je een hond van 40kg hebt en je zou deze er overheen moeten tillen.
Voor mij is het tevens van groot belang om te weten of er een massastart is met alle honden samen of dat ik kan starten met mijn hond in alle rust en ruimte.  Ver van alle andere honden of mensen.
c
Wat neem je mee voor na afloop?
Voor na afloop is het handig om droge kleding, droge schoenen en sokken voor jezelf mee te nemen. Voor je hond heb je in de auto een handdoek of badjas om hem of haar af te kunnen afdrogen. Neem eten mee om in kleine porties na afloop bij de auto te kunnen geven en een warm deken of hondenjas om te voorkomen dat de spieren te snel afkoelen in de koude auto. Zorg voor een droge halsband of wandeltuig en gewone lijn om aan te trekken. Neem vanaf huis een jerrycan van 5 of 10 liter gevuld met water, zodat je altijd voldoende water bij je hebt…niet alleen voor het drinken van hond en mens maar ook om eventuele modder van je hond of je schoenen af te kunnen spoelen. De vieze en natte spullen doe je vervolgens in een vuilniszak om te voorkomen dat de auto een natte modderpoel wordt.

B. Weet jij het verschil tussen allerlei evenementen?
Bij de diverse evenementen in binnen- en buitenland zijn er behoorlijk wat verschillen in wat ze een canitrail noemen en wat ze speciaal voor de honden organiseren. Ik maak dan ook het volgende onderscheid:

– Aansluiten bij Reguliere Trail: Er worden trail-evenementen georganiseerd waarbij jij met je hond mag aansluiten. Er is dan geen apart startmoment voor jou en je hond. Je start vaak gewoon achteraan tussen de gewone trailers. Onderweg is er niets voor je hond geregeld (misschien een extra bakje water), er is geen dieren-EHBO voor noodgevallen, de route kan de nodige obstakels bevatten voor mensen met een (grote) hond en er wordt qua materiaal en leeftijd van de hond niet gelet op geschiktheid. Je zult dus geheel zelfvoorzienend moeten zijn en al behoorlijk wat ervaring hebben in het canitrailen met je hond.  Wat mij betreft niet geschikt voor de beginnende Canitrailer en/ of reactieve/ onzekere honden. Vaak is er vooraf een briefing waarbij je zonder hond aanwezig kan/ moet zijn. Bij de finish staat de muziek aan of staat er een speaker te oreren waarbij het volume flink hoog staat zodat iedereen het goed kan horen.

– Reguliere Trail met Canitrail start: Er worden Canitrails georganiseerd die een onderdeel zijn van een regulier trail-evenement. Alle deelnemers met hun hond starten gezamenlijk op een ander tijdstip als de andere trail-deelnemers. De route is exact hetzelfde als die voor de trailers, dus de vraag is of er onderweg rekening gehouden is met honden-obstakels. Vaak wordt er wel een minimale leeftijd gehanteerd voor de hond en sommige organisaties willen dat je het hondenpaspoort bij het ophalen van het startnummer laat zien. Mijn ervaring is dat dat vaak wel wordt vermeld, maar niet wordt gecontroleerd. Op de tijd dat de Canitrailers mogen starten staan alle honden bij elkaar om massaal te beginnen. Sommigen hanteren een ‘individuele’ start van om de 15 of 30 seconden maar dan wel met alle honden bij elkaar in het startgebied. Onderweg bij de verzorgingspost staat er vaak wat extra water voor de honden. Sommigen hebben zelfs wat hondenkoekjes staan voor de viervoeters. Neem voor je hond vooral voldoende eigen snoepjes mee, want misschien vindt ie die hondenkoekjes niet lekker. Sommige organisaties hebben ook een briefing vlak voor de Canitrail-start…maar meestal hoor je daar niets van vanwege de blaffende honden die moeten wachten maar heel graag weg willen. Vaak staat er bij de finish muziek aan of is er een speaker die de boel aan elkaar kletst op extra volume zodat iedereen het goed kan horen. Wat ik ook vaak tegenkom is dat de start en finish op exact dezelfde plek zit. Met een beetje pech beland jij met je finishende hond tussen de startende trailers.

– Canitrail; Inmiddels zie ik ook Canitrails georganiseerd worden alleen voor hardlopers met hun hond maar dan wel met een start waarbij alle honden bij elkaar staan. Reken er op dat veel honden die met z’n allen bij elkaar staan, aangelijnd, geen kant op kunnen, moeten wachten totdat het startschot gaat een kakafonie van blaffende honden kan uitlokken. Dat komt door de enorme stress die in zo’n setting wordt opgebouwd. Zelf de meest relaxte hond kan in zo’n situatie moeilijk z’n kalmte bewaren. Vaak zie je de honden pas na een kilometer of 2 – 3 weer tot rust komen. Verder wordt er waarschijnlijk wel gelet op het materiaal en moet je je hondenpaspoort laten zien. Sommige organisaties willen dat je hond van tevoren nog wel even langs de dierenarts gaat en wordt gecontroleerd op het hebben van een chip. Soms is er vooraf nog een briefing van de organisatie, maar als je helemaal achteraan in de luwte staat krijg je daar niet veel van mee.  Soms worden er prijzen uitgereikt aan de snelse Canitrailers, soms doet de organisatie niet aan tijdwaarneming. Dat verschilt nogal per organisatie.

– Natte Neuzen Trail; Vanaf januari 2016 worden er Natte Neuzen Trails georganiseerd onder leiding van Canitrail.NL. Deze trails voor honden met hun aangelijnde mens/ baas onderscheidt zich van de reguliere Canitrails die de laatste jaren worden georganiseerd. Het unieke concept van de NNT is altijd hetzelfde: geen tijdwaarneming, geen gezamenlijke start maar vaak om de minuut of 3 minuten onder begeleiding van een Dogwatcher. Voor de Gele Hond met het gele lintje wordt er zelfs een extra rustige start gecreëerd.  Ophalen van het startbewijs zo dicht mogelijk of op de parkeerplaats. Start en Finish zijn nooit op dezelfde plek zodat startende en finishende honden nooit recht op elkaar af komen.  Ook is de verzorgingspost dusdanig ingericht dat honden niet te dicht bij elkaar hoeven te staan.  Vaak is er een sporthonden-masseuse en/of osteopaat aanwezig om de honden vooraf en /of achteraf fysiek te beoordelen. Er is altijd een EHBO voor mensen en honden aanwezig. Vooraf zijn de leeftijden van de honden al gecontroleerd en is er al via de mail of telefonisch contact over gehad als deze afwijkt. Het Hondenpaspoort hoeft niet mee; je kunt een kopie vooraf via de mail toesturen zodat dit al vooraf gecontroleerd is. Je hoeft dan ook niet lang in de rij te staan bij het ophalen van je startbewijs. Op de verzorgingspost en na afloop worden de honden verwend met verantwoorde vetarme snacks en een door de organisatie zelfgemaakte botten-bouillon. Afhankelijk van de afstand en het weer krijgen de honden op de langere afstanden op de verzorgingspost water waaraan extra mineralen, eiwitten en essentiële aminozuren uit kabeljauw, makreel/haring of zalm zijn toegevoegd, omdat een hond op de lange afstanden meer nodig heeft als alleen water.
c

C. De Gele Hond oftewel The Yellow Dog Project
Soms zie je tijdens een Trail, Canitrail of Natte Neuzen Trail een hond lopen met een geel lint, geel botje of waarschuwingssleeve met erop de tekst “I need Space” of “Afstand houden”. Het dragen van een geel lintje is niet voor niks. Het kan een belangrijke boodschap uitdragen over de hond en zijn of haar behoefte aan ruimte.

Het Yellow Dog Project
Het dragen van een geel lintje door honden begon als onderdeel van een initiatief genaamd “The Yellow Dog Project” dat in 2012 in het leven werd geroepen om mensen te informeren over honden die extra ruimte nodig hebben. Dit kan zijn omdat ze onzeker of angstig zijn, omdat ze ziek of herstellende zijn, of omdat ze niet goed samen kunnen met andere honden. Het geelgekleurde lintje aan de halsband van de hond is bedoeld als een signaal voor anderen om voorzichtig te zijn en de hond met rust te laten.

De kleur GEEL
Het gebruik van een geel lintje als teken voor extra voorzichtigheid rondom honden is niet willekeurig gekozen. Er is een specifieke reden waarom geel de kleur is die wordt geassocieerd met dit teken. Geel is een kleur die vaak wordt geassocieerd met waarschuwingen en voorzichtigheid. Daarnaast is geel ook een opvallende kleur die goed te zien is; zelfs op een grote afstand. Dit is belangrijk voor het doel van het geel lintje, namelijk om anderen te waarschuwen om extra voorzichtig te zijn rondom de hond.

Wat betekent dat gele lintje?
Hoewel het dragen van een geel lintje door honden vaak wordt geassocieerd met agressief gedrag, is het belangrijk om te begrijpen dat dit niet altijd het geval is. In feite kan het dragen van een geel lintje vele verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de specifieke situatie en de behoeften van de hond.

– Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de eigenaar van de hond gewoon extra voorzichtig wil zijn en andere mensen vraagt om de hond niet te aaien of te benaderen zonder toestemming. Dit kan vooral het geval zijn als de hond bijvoorbeeld verlegen, angstig of nerveus is, en gewoon wat extra tijd en ruimte nodig heeft om op zijn gemak te zijn.

– Daarnaast kan het dragen van een geel lintje ook betekenen dat de hond nog in training is en nog moet wennen aan verschillende situaties en omgevingen. Dit kan vooral het geval zijn bij puppy’s en jonge honden, die nog moeten leren hoe ze zich moeten gedragen tijdens wandelingen en andere uitstapjes.

– Bovendien zijn er ook andere omstandigheden waarbij het dragen van een geel lintje kan helpen om de hond en zijn omgeving veiliger te maken. Bijvoorbeeld als de hond ziek is of aan het herstellen is van een blessure, en daarom wat extra ruimte en rust nodig heeft. Of als de hond om andere redenen niet goed overweg kan met andere honden of dieren, en daarom beter apart kan worden gehouden.

Geel lint = Niet benaderen
Het dragen van een geel lintje kan hondenbezitters helpen hun hond veiliger en meer op hun gemak te houden tijdens wandelingen en andere uitstapjes. Het kan ook helpen om misverstanden te voorkomen en om anderen te laten weten dat de hond extra aandacht nodig heeft. Als je een hond met een geel lintje ziet, respecteer dan het teken en benader de hond niet zonder toestemming van de eigenaar.

Mocht je tijdens de Natte Neuzen Trail een hond zien met een geel lint om zijn nek, een geel lint aan zijn riem of aan zijn tuigje, benader je de hond en zijn of haar eigenaar NIET met je eigen hond. Want het gele teken geeft aan dat de hond niet op zijn gemak is als andere honden te dichtbij komen.

Hoe dichtbij is TE DICHTBIJ?
Dat weten we niet. Alleen de ‘Gele Hond’ en zijn eigenaar weten dit. Houd dus ruim afstand en geef de hond en baas tijd en ruimte om je uit de weg te kunnen gaan.  Jouw hond kan het misschien wel vriendelijk bedoelen, maar de ‘gele lint’ hond hoeft het niet zo te interpreteren.

Door deze simpele stap te nemen, kunnen we allemaal helpen om de emotionele en sociale veiligheid en het welzijn van honden en hun eigenaren te waarborgen.

Kortom: het gele teken betekent extra afstand, extra ruimte en zelf ook extra alert zijn dat jouw hond die afstand ook respecteert.

 

D. De belangrijkste Do’s en Don’ts tijdens een Canitrail-Evenement
Vaak lees je vooraf niet wat er van jou als canitrailer wordt verwacht. Enerzijds omdat er niet wordt stilgestaan bij het verschil tussen een trailer en een canitrailer. En anderzijds omdat daar nog niet zoveel over bekend is. Vandaar dat ik een opsomming heb gemaakt van geschreven en ongeschreven regels zodat je zelf in ieder geval goed voorbereid aan de start staat.
1. Je hond is te allen tijde aangelijnd
Je loopt vaak in natuurgebieden waar beheerders erop staan dat je je hond hebt aangelijnd. Respecteer deze voorwaarde, zodat de organisatie van de canitrail ook in de toekomst hun canitrails kunnen blijven organiseren.

2. Je hond is minimaal 1,5 jaar of volgroeid
Grote honden kunnen zelfs pas op 3-jarige leeftijd volgroeid zijn terwijl een terriër dat al met 1 jaar kan zijn. Lees het blog “Wanneer begin ik met het belasten van mijn hond?” over het waarom van deze minimale leeftijd. Bij het ophalen van je startbewijs heb je je hondenpaspoort bij je zodat de organiserende partij de leeftijd kan controleren.

3. Sta alleen aan de start met een fitte getrainde hond
Een hond met pijn hoort niet op een canitrail-evenement. Hoe herken je pijn bij je hond? In het artikel op Doggo.nl staat dat heel goed beschreven.

4. Jullie zijn samen een team en jij bent verantwoordelijk voor het welzijn van je hond
Herken de vermoeidheidssignalen ( lees hierover op de website) en negeer ze niet.
A.Trek je hond niet met je mee maar respecteer z’n grenzen;
B. Laat hem/haar drinken als hij/zij dorst heeft;
C. Laat hem/ haar even uitrusten als hij/zij moe is.
D. Ga wandelen als het nodig is; je hoeft niet continu te hardlopen.

5. Draagt een hond een geel lint, dan benader jij en/of je hond hem/haar niet
Hij/zij heeft niet voor niks extra ruimte nodig. Over de betekenis van het gele lint kun je meer lezen in ons blog ” The Yellow Dog project”.

6. Vanuit respect naar je hond lopen jullie nooit met een prikband of slipketting
Je hond kan zich het beste bewegen in een harnas waarbij de schouders vrij zijn (dus ook geen anti-trek-tuig) zodat hij/zij zich vrij kan bewegen, een verende lijn van ongeveer 1-2 meter en een heupgordel zodat je zelf handsfree kunt bewegen. Vanaf 1 juli 2018 is het in Nederland verboden om je hond een prikband om te doen.

7. Neem onderweg altijd je afval mee
Leave nothing but footprints; doe je afval in een zakje en neem het gewoon mee in je trailvest. Ook je gebruikte wc-papiertjes kun je in een poepzakje van je hond doen en gewoon meenemen om later in een vuilnisbak achter te laten.

8. Neem een opgeladen mobiele telefoon met het noodnummer van de organisatie mee
In geval van calamiteiten moet je altijd de organisatie om hulp kunnen vragen.

9. Haal je een andere canitrailer, trailer, fietser of wandelaar in laat hem/haar dat weten door bijvoorbeeld “Linkszij” te roepen. Je haalt pas links in als je de ruimte van de ander krijgt.

10. Word je ingehaald tijdens een canitrail, dan houd je je hond iets korter aan de lijn
Als je weet dat je hond hier heftig op kan reageren of als jullie op een single track lopen, stap je opzij van het pad en geeft de ander de ruimte om in te kunnen halen.

11. Op een single track geeft de langzamere canitrailer ruimte aan de snellere canitrailer
De snelle canitrailer geeft ruimte aan de snellere mountainbiker. Het paard krijgt altijd de ruimte, omdat een paard onverwacht kan reageren en daardoor een gevaar kan zijn voor zichzelf en anderen. Loop je elkaar tegemoet, dan geeft de canitrailer die bergafwaarts gaat ruimte aan de canitrailer die bergop gaat.

12. Neem voldoende water en wat te eten mee zodat je je hond onderweg ten alle tijden kunt verzorgen
De hoeveelheid is afhankelijk van de afstand, de weersomstandigheden en de aanwezigheid van natuurlijk drinkbaar water in de omgeving. Bij te weinig water onderweg zorgt de organisatie vaak voor wat extra water dmv bijvoorbeeld jerrycans.

13. Gun je hond en jezelf een stressvrije start en finish door goed te letten op zijn/ haar stresssignalen. Herken de stress-signalen ( lees er meer over op de website van Hondenlot of lees het boek “Kalmerende signalen” van Turid Rugaas). Luister ernaar en help je hond vervolgens door hierop te anticiperen. Je hond is hierin altijd leidend en jij als ‘baas’ hieraan ondergeschikt.
A.Hoe leuk het bijvoorbeeld ook is om gezellig wat na te kletsen bij de finish, als je hond hier teveel prikkels krijgt en stress ervaart loop je eerste verder (uit de drukte) en zorg je eerst voor een ontspannen rustige omgeving voor je hond. Ga vervolgens terug naar de finish voor een drankje of hapje  zonder hondje:) Jij blij-hond blij.
B. Ga niet op een kluitje midden op het pad bij elkaar staan waardoor een canitrailer er met zijn hond nauwelijks nog langs kan. Geef als canitrailer aan dat je er graag langs wil, en maak ruimte voor de hond zodat hij niet recht op jullie af hoeft te lopen; dat is in hondengedrag namelijk erg onbeleefd en zal hij zoveel mogelijk proberen te vermijden.

14. In en om het start- en finish terrein is het voor deelnemers en bezoekers wenselijk om een poepvrije zone in te stellen; neem dus altijd extra poepzakjes mee.

15. Heb respect voor alle bewoners in het natuurgebied waar jullie canitrailen
Geef de ruimte aan al het wild dat je tegenkomt en jaag ze vooral niet op. Dieren kunnen onvoorspelbaar reageren, dus houdt voldoende afstand (minimaal 25 meter), doorkuis nooit een kudde maar wandel er met een boog omheen.

 –

 Leave nothing but Footprints
Take nothing but Pictures
Kill nothing but
Time

& HAVE FUN

Ken jij het gangwerk van je hond?

Ben jij aan het sporten met je hond of willen jullie gaan Canitrailen? Dan is het belangrijk om meer te weten over het gangwerk van de hond, zodat je zelfs de kleinste verandering al opmerkt.

Zie je een kleine hapering in het gangwerk van je hond dan ga je nog voordat er sprake is van een zware blessure naar een dierenarts, osteopaat, masseur of fysiotherapeut om erger te voorkomen. Daarbij hoort natuurlijk ook dat je goed bent geïnformeerd over het gangwerk van je hond.

Hoe loopt je hond normaal? Gaat hij soepel van draf naar galop in 1 pascyclus? Zie je je hond meer hijgen als normaal als hij in de galop loopt…of gaat hij liever niet in de draf en van stap meteen naar galop. “Afwijkende” kenmerken die je als sporter met je hond meteen zouden moeten opvallen.

c

HET NORMALE ZWAARTEPUNT (CG)
Het lichaamszwaartepunt is een denkbeeldig punt in het lichaam waaromheen de massa gelijkmatig verdeeld is. Dit moet zich boven het steunvlak bevinden om goed in evenwicht te kunnen blijven zonder je spieren teveel te hoeven belasten. Dit geldt zowel voor je hond als voor jou als mens.

Bij je hond bevindt zich dat zwaartepunt net richting de staart van de thoracale ledematen. Het zwaartepunt kan naar voren worden verschoven door het hoofd en de nek te laten zakken en naar achteren door het hoofd omhoog te brengen. Door het hoofd naar de zijkant te bewegen, verschuift het zwaartepunt lateraal (in zijwaartse richting). De staart (afhankelijk van zijn lengte en massa) draagt ​​ook bij aan longitudinale (in de lengterichting) en laterale (in zijwaartse richting) verschuivingen in het zwaartepunt.


In tegenstelling tot starre lichamen heeft het menselijk lichaam geen vast zwaartepunt. Het verschilt van persoon tot persoon, afhankelijk van de bouw van de persoon. Voor een bepaalde persoon kan het zwaartepunt nog variëren, afhankelijk van de relatieve positie van de lichaamsuiteinden gedurende bepaalde fysische activiteiten. Dit wil zeggen dat elke verplaatsing van lichaamsdelen t.o.v. elkaar een vormverandering betekent zodat een verplaatsing van het lichaamszwaartepunt t.o.v. het lichaam zelf plaatsgrijpt.
De plaats van de zwaartepunten van de bovenuiteinden en de onderuiteinden kunnen ook verschillen. Bijvoorbeeld wordt het zwaartepunt van het been naar achter verschoven als de knie gebogen wordt. Het zwaartepunt van de ganse arm verschuift naar voor als de elleboog gebogen wordt. Het zwaartepunt van de mens in anatomische houding (rechtopstaand met gestrekte armen langs het lichaam) ligt in het bekken voor de tweede sacrale wervel.

In het plaatje kun je zien dat het zwaartepunt van de mens in anatomische houding (rechtopstaand met gestrekte armen langs het lichaam) in het bekken voor de tweede sacrale wervel ligt. En laat nou net dat gebied zijn op precies dezelfde hoogte van het trekpunt van je hond aan de heupgordel:)
c

VOORHAND – MIDDENHAND – ACHTERHAND
Honden zijn gemaakt om vooruit te gaan want hun lichaamsgewicht wordt voor 60% door hun voorhand gedragen terwijl de achterhand slechts 40% van het lichaamsgewicht draagt. Voor – en achterhand hebben dan ook verschillende functies.

De voorhand heeft de functie om de beweging te veranderen van richting. Tevens is het de taak van de voorhand om de stuwkracht vanuit de achterhand op te vangen en door te geven naar beweging.
De achterhand bestaat uit het bekken en de achterste ledematen. Deze vormen samen de motor van de beweging en zorgt voor de belangrijkste stuwkracht. De spiermassa ter hoogte van de bilspieren dienen als extensoren van de heup en staan voor de nodige kracht die moet ontwikkeld worden om een hoge snelheid te kunnen halen.
De middenhand bestaat uit de borstkas, borstbeen, wervelkolom, rug, lendenen en is de brug tussen de voorhand en achterhand. Een sterke soepele middenhand is essentieel om de kracht, stuwing vanuit de achterhand over te brengen naar de voorhand.

Bij honden die hoge snelheden lopen is nog duidelijker te zien dat twee derde van het totale lichaamsgewicht wordt gedragen door de voorpoten en één derde door de achterpoten. “Deze verplaatsing van de zwaartekracht in de richting van de kop zorgt voor een betere acceleratie. De spieren van de achterhand zijn groter dan die van de voorhand en kunnen daarom meer kracht ontwikkelen. De voorpoten hebben tijdens hogere snelheden een andere hoofdfunctie gekregen. Ze hebben dan voor 80% een sturende functie, de overige 20% draagt bij aan de snelheid. Ze vervullen een groot aandeel van de ondersteuning van het lichaamsgewicht en van de schokabsorbering” (Poulter, 1991).

Het lopen op hoge snelheid bij honden, evenals bij andere zoogdieren, kenmerkt zich door een op- en neerwaarts buigen en strekken van de rug. Tijdens het lopen in de galop zorgt deze afwisseling voor een toename van de snelheid door de staplengte en de voortstuwende kracht van de achterpoten te vergroten (Walter & Carrier, 2007).  Wanneer een hond niet durft te strekken in rug, heupen of knieën, zal deze gaan compenseren. Bijvoorbeeld door als een konijn te gaan galopperen, waarbij beide achterpoten gelijktijdig naar voren en naar achteren bewegen en niet onafhankelijk van elkaar. Bij honden met een lange rug en korte poten zie je dit nogal regelmatig. Dit kan ook deels bouw gerelateerd zijn, omdat hun poten te kort zijn ten opzichte van hun lijf.
c

PASCYCLUS
Bij het observeren van het gangwerk van je hond kijk je goed naar de hele pascyclus.
Een pascyclus is wanneer elk van de vier poten zich 1x heeft verplaatst. Daarbij kennen we drie fases:
1. De Steunfase ; poot steunt op de grond ( het gewicht staat er vol op)
2. De Zwaaifase; poot komt los van de grond
3. De Zweeffase ; het moment waarop alle vier de poten van de grond zijn bij hoge snelheid
c

DE GANGEN
Honden gebruiken verschillende gangwerken om zich te verplaatsen. Elke hond kan zich in alle soorten gangwerk voortbewegen, maar niet elk gangwerk past even goed bij je hond op elk moment. Dat kan te maken hebben met de bouw van de hond of de haast die hij heeft, maar ook de fysieke conditie kan hierbij een rol spelen. De gangen bij honden die genoemd worden zijn:
– Stap
– Snelle Stap/ Amble
– Draf/ Trot
– Telgang/ Pace
– Korte Galop/ Canter
– Diagonale galop of Rengalop
– Rotatiegalop (alleen bij windhonden zoals Greyhounds en Whippets)

Symmetrische gangen zijn gangen waarbij de linker – en rechterlichaamshelft dezelfde beweging maken. De belasting en energie wordt gelijk verdeeld over links en rechts. De symmetrische gangen zijn Stap, Telgang en Draf. De verschillende gangen van de hond zijn perfect op video gezet door Sporthond in Conditie.

 

De meest optimale gang
Richard Taylor ontdekte in de jaren zeventig dat dieren een ‘voorkeurssnelheid’ hebben om in een bepaalde gang te lopen. Bij deze snelheid is het energieverbruik namelijk het laagste. Als de omstandigheden ertoe nopen om harder te lopen dan schakelt een dier door naar een snellere gang, maar bij voorkeur loopt hij in die gang dan weer in de optimale snelheid. Per afgelegde meter blijft het energieverbruik op die manier tamelijk constant. Per seconde neemt het energieverbruik wel toe want bij een hogere snelheid legt een dier vanzelfsprekend meer meters af. Optimalisering van het zuurstofverbruik is de rode draad waarlangs dieren hun loopsnelheid bepalen.

Honden zijn soepele lopers en switchen makkelijk van gang; de atletische honden presteren zowel op duurvermogen als snelheid behoorlijk goed. Verhoudingsgewijs verbruiken ze relatief weinig zuurstof per afgelegde meter per kilogram lichaamsgewicht. Ze hebben een hoge biomechanische en fysiologische efficiëntie. Het snel en gemakkelijk wisselen van gang, ook wel ‘schakelen’ genoemd, is een kenmerk van een goede loper. De meest lichtvoetige honden schakelen probleemloos en gaan in een of twee passen over in een andere gang. Als een hond doorschakelt naar een snellere gang mag dat dus hooguit een enkele pascyclus duren. Duurt het langer dan zie je dat terug als een onregelmatigheid. Echter bij de kleinere rassen zie je dat de speelruimte in het schakelen veel kleiner is als de grotere rassen.

De stap, draf en galop/ rengalop zijn de normale gangen van je hond. De gangen amble en telgang(pace) zijn gangen, die ook vaak bij een hond gezien worden. Alle gangen van de hond in het engels volledig uitgelegd kun je vinden op de Gaits Web Site: http://vanat.cvm.umn.edu/gaits/index.html

Er zijn volgens deze website 6 verschillende gangen te herkennen; de Canter wordt echter niet door iedereen herkend als een aparte gang. Als je het gangwerk van honden (en natuurlijk ook je eigen hond) om je heen wil bekijken en observeren, dan zijn de “telgang” en “draf” de twee makkelijkste gangen om mee te beginnen. De “stap” is mechanisch de meest gecompliceerde manier om te begrijpen.

Hieronder een korte uitleg van de verschillende gangen en een link naar een filmpje met de verschillende gangen :

Stap Walk Links achter, links voor, rechts achter, rechts voor. Er beweegt slechts 1 been tegelijk. De stap is een viertakt gang. Wat betekent dat elke poot afwisselend van elkaar de grond verlaat.

 

Snelle Stap Amble De achterste voet komt iets eerder van de grond dan de voorvoet aan dezelfde zijkant. De voeten worden samen op de grond geplaatst. Dit is een snelle stap. Oftewel het lijkt bijna of de hond in telgang wil lopen, maar de poten gaan nog net afwisselend van elkaar van de grond.

 

Draf (Kruisgang) Trot Draf is wanneer de tegenovergestelde achter- en voorbenen kruislings samen naar voren bewegen. Oftewel linksvoor en rechtsachter/ rechtsvoor en linksachter. Op volle snelheid zijn alle vier de voeten een fractie van een seconde van de grond. De draf is een tweetakt gang. Waarbij de diagonale poten gelijktijdig naar voren of naar achteren bewegen. Het is goed geschikt voor ruwe, onregelmatige grond en voor het reizen van lange afstanden met een redelijke snelheid. Het werk wordt gelijkmatig verdeeld over alle vier de ledematen. Door de diagonale ondersteuning is het gemakkelijk om het evenwicht te behouden.
Telgang Pace De Pace is een draf de achter- en voorvoet van dezelfde kant de grond tegelijkertijd verlaten. Wanneer een hond in telgang beweegt in stap (Amble) of draf (Pace), gaan bijvoorbeeld RV en RA tegelijktijdig naar voren, waarbij LV en LA op de grond blijven staan.
Het is een tweetaktgang, net als de draf/ trot
Dit is een van de meest efficiënte gangen voor lange afstanden, echter wel minder stabiel als de draf (kruisgang). Deze gang lijkt minder spierkracht te vereisen dan de draf (minder verticale oscillatie). Verticale oscillatie kunnen we omschrijven als de op- en neerwaartse beweging tijdens het lopen. Een te grote verticale oscillatie leidt tot energieverlies. Bij een te grote op- en neerwaartse beweging gebruik je je energie meer voor de opwaartse dan voor een voorwaartse beweging. Daardoor benut je je capaciteiten niet ten volle.

 

Galop
(Korte galop)
Canter De korte galop is een drietakt gang die voor lange afstanden wordt gebruikt, omdat deze soepel is en de hond helpt energie te besparen. Het exacte patroon is net als de rengalop maar hierbij worden bij een rechtergalop de rechterachtervoet en de linkervoorvoet tegelijkertijd neergezet. Het ziet er qua ritme uit als 1-2-3 De galop is voor veel honden de werkgang. De galop heeft de voorkeur als de hond over een lang recht stuk loopt, omdat het niet vermoeiend is en goede ondersteuning biedt.

Vanwege de gelijkmatige verdeling van de ondersteuning (statief met achterpoot gevolgd door statief met voorpoot), is deze galop geschikt voor ruw terrein.

 

Galop
(Rengalop)Galop
(Draaiende galop) 

 

 

 

 

Gallup

 

 

 

De rengalop is een viertakt of viertelgang.  Bij een rechtergalop wordt eerst de linkerachtervoet neergezet, gevolgd door de rechterachtervoet, de linkervoorvoet en de rechtervoorvoet, waarna een zweefmoment volgt. De rechtervoorvoet maakt daarbij voor de afzet een langere stap, terwijl de linkerachtervoet de landing maakt. De rechterachtervoet levert de meeste kracht voor de afzet.

De draaiende galop is een viervoudige, asymmetrische rengalop die alleen voorkomt bij windhondenrassen . Dit is de enige gang waarbij de hond volledige extensie bereikt met de voorpoten naar voren gestrekt en de achterpoten naar achteren gestrekt, de rug buigt en buigt met de achterpoten voor de voorpoten en de voorpoten achter de achterpoten.

De rengalop is een versnelde galop, waarbij de hond op zijn max rent en snel vermoeid raakt. De rengalop is voor veel honden de snelste gang en wordt geclassificeerd als asymmetrisch. Het is een viergangengang met vering waarbij alle benen van de grond worden getild.

 

Bij de draaiende galop halen de achterpoten de voorkant in, wat betekent dat de hond in elke cyclus twee zweefmomenten kent. Het is deze gang die windhondenrassen zoals Greyhound, Whippet, Galgo en Saluki zo snel maakt, ook al biedt deze gang, ondanks de snelheid, niet veel uithoudingsvermogen. Andere honden kennen deze gang niet.

 

 

Tijdens de trainingen waarin je het duurvermogen wil uitbreiden is de draf voor je hond de meest efficiënte en energiezuinige gang om zich voort te kunnen bewegen. De draf is sneller dan de stap, maar niet zo snel als de galop. Wolven zijn perfect gebouwd voor het – in draf – onvermoeibaar afleggen van lange afstanden. Wolven waren in draf in staat om 160 kilometer per dag af te leggen. In draf lopen zij met de kop in het verlengde van de rug of zelfs lager. Veel honden houden de kop een stuk hoger bij het lopen waardoor ze in de draf minder efficiënt kunnen bewegen. De draf is energiezuinig, stabiel en het minst vermoeiend. Perfect dus voor de langere Canitrails.

Wil je de snelheid en kracht van je hond verder ontwikkelen voor bijvoorbeeld een snellere korte afstand dan verwerk je de galop over rechte paden in jullie training. Snel door de bochten in galop willen gaan kan volgens onderzoeken het risico op blessures verhogen. Mijn advies is om bij nog onvoldoende getrainde honden veel rechte stukken uit te kiezen zonder teveel hoogtemeters of bochten om het risico op blessures te verkleinen.
c

TELGANGEN: IS DAT FOUT ?
De telgang of pace is een laterale gang met twee fases. Het lichaamsgewicht word steeds van de linker zijkant naar de rechter zijkant geslingerd (je ziet de achterhand van links naar rechts draaien – het wiebelende kontje). De hond heeft op ieder moment 2 poten aan de grond aan dezelfde kant. Bijvoorbeeld Rechtsvoor en Rechtsachter tegelijktijdig naar voren, waarbij Linksvoor en Linksachter op de grond blijven staan.

De telgang of pace wordt vaak beschouwt als een ‘verkeerde’ gang echter bij het canitrailen van lange afstanden zien we vaker honden in telgang lopen. Telgang heeft namelijk ook zo z’n voordelen. Het zwaartepunt wordt goed in de richting van de voortstuwing voortbewogen, dus kost het je hond minder energie. De zijwaartse verplaatsing is groter en dus is er minder verticale oscillatie (op en neerwaartse beweging tijdens het lopen). In de telgang zijn hoge snelheden niet mogelijk, maar op de langere canitrails is dat ook niet noodzakelijk.

Honden met een korte rug en/of lange poten hebben meer kans om te gaan telgangen net als jonge dieren en dieren die wat vermoeid zijn. Soms heeft een hond niet het juiste tempo, waardoor ze eerder gaan telgangen in plaats van over te gaan in een draf. Om in de diagonale draf te komen hebben sommige honden meer tempo nodig om uit de telgang te kunnen komen. Zie je je hond telgangen? Ga dan eens versnellen naar een galop en weer terug naar een draf. Kijk of je hond dan ineens wel in de kruisgang gaat. Gaat je hond inderdaad over naar een normale draf (kruisgang) dan is er het waarschijnlijk zo dat je voor je hond te langzaam ging voor zijn kruisgang draf.

Een hond met een hoger gewicht, zal eerder de voorkeur tot telgangen hebben, omdat een zwaardere hond meer energie verbruikt om los te komen van de grond bij een zweeffase. De gemoedstoestand zou ook nog een rol kunnen spelen in het telgangen. Bijvoorbeeld bij angstige honden. Deze honden hebben meer spanning in hun lijf. En hebben meer de neiging tot hyperflexie in de wervelkolom. Hiermee verkorten ze hun rug. Ook bouwen ze meer spierspanning op waardoor de beweeglijkheid van de wervelkolom beperkter wordt. Maar er zijn ook honden die van nature in de telgang lopen zoals de Wetterhoun.

Telgang door klachten
Telgangen kan ook voortkomen uit klachten. Daar moet dan ook altijd rekening mee worden gehouden.
75% van de casuïstieken die aan telgangen doet, is aangeleerd.
25% van deze honden hebben een klacht.

Wanneer een hond aan telgangen doet in stap of draf vanuit klachten, doet de hond dit om zo zijn rug minder te hoeven bewegen en om zijn rug te ontlasten. Na een herstelperiode van een bezoekje aan de osteopaat of fysiotherapeut zou je verschil moeten kunnen zien als je hond telgangt vanwege een blokkade.
c

LAGE RUGPIJN
Lage rugpijn is een veel voorkomend probleem bij honden en goed te zien in het gangwerk van je hond. Het kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals verwondingen, artritis en spierspanning. Hun gangwerk wordt behoorlijk beïnvloed omdat de middenhand niet langer het doorgeefluik kan zijn tussen de achterhand en voorhand.

Honden met klachten aan de iliopsoas spier springen helemaal niet meer of durven in de afzet hun achterpoten niet meer naar achteren te zwaaien. Ze kunnen met een bolle rug lopen, en willen hun achterpoten niet meer strekken boven de sprong. Een verkeerde coördinatie of een glijpartij op het verkeerde moment kan tot deze blessure leiden.

 

 

In deze video concentreren de makers zich op de psoas-spier, die strak kan worden en kan bijdragen aan lage rugpijn bij honden. Ze beginnen met het bespreken van de anatomie van de psoas-spier en hoe deze lage rugpijn bij honden kan veroorzaken. Vervolgens demonstreren ze verschillende rekoefeningen en oefeningen die je thuis kunt doen om de psoas-spier van je hond los te maken en zijn lage rugpijn te verlichten. Ze geven ook tips voor het omgaan met de lage rugpijn van je hond, zoals medicatie en fysiotherapie. In Nederland biedt Fit Dog Programm diverse online revalidatieprogramma’s aan om je hond onder begeleiding van een dierenarts en dierenfysiotherapeut weer terug te brengen in conditie.
c

OBSERVEER HET GANGWERK REGELMATIG
Voor, tijdens en na het canitrailen is het belangrijk om het gangwerk van je hond goed te observeren. Nu je weet hoe het zou moeten zijn, kun je goed zien hoe je eigen hond zich beweegt. Zie je opvallende kenmerken in z’n bewegingen? Heeft hij duidelijke voorkeuren voor het rechter en/of linker voorbeen? Buigt hij z’n rug in galop? Is z’n achterhand goed gespierd? Schakelt je hond makkelijk tussen de diverse gangen? Schakelt je hond makkelijk tussen de diverse gangen?

Neem tijdens jullie warming up de tijd om kort te schakelen in het gangwerk en voeg een aantal coördinatie oefeningen toe om te beoordelen of je hond nog met alle vier de poten in balans loopt. Maak ook regelmatig een filmpje van het gangwerk van je hond van opzij van achteren. Door het vertraagd af te spelen kun je beeldje voor beeldje het gangwerk van je hond bekijken.