Trainingsfases Canitrailen
Trainingsfases Canitrailen

CANITRAIL TRAINEN
Lange afstanden samen afleggen … dat gaat niet vanzelf. Daarvoor moeten jullie allebei  trainen. En wat train je dan? Onderstaande vaardigheden zijn zowel op de hond als de mens van toepassing:

  • Uithoudingsvermogen
  • Coördinatie (Core Stability)
  • Souplesse
  • Samenwerking
  • Verzorging

Om het canitrailen op een gezonde en verantwoorde wijze uit te kunnen oefenen is het belangrijk om te weten wat je traint, waarom en wanneer.

TRAININGSFASES: Als je wil beginnen met het hardlopen met je hond zijn twee dingen erg belangrijk om in de gaten te houden; namelijk de ontwikkeling van het zenuwnetwerk en de vorming van sterk kraakbeen. Zolang je hond in de groei zit, is de kans op overbelasting en botvergroeiingen behoorlijk groot. Daarnaast zijn de warming up en cooling down een vast onderdeel van jullie trainingen.

Fase 1 – PUP: De eerste 6 tot 10 maanden zijn bepalend voor de verdere ontwikkeling van het zenuwstelsel en kraakbeen door voldoende beweging op aangeven van de pup aan te bieden en toe te laten. Te veel beweging is uit den boze, maar te weinig ook!

In voorbereiding op de sport kun je je pup laten kennismaken met de basis van het canitrailen door hem op verschillende ondergronden te laten lopen waardoor het zenuwstelsel wordt geprikkeld. Laat hem kennismaken met bijvoorbeeld bosgrond, losliggende takken, boomwortels, mul zand, hoog gras, asfalt, kleine plasjes water, modder en dergelijke zodat zijn zenuwstelsel hieraan gewend raakt.

Je hoeft dit niet lang te doen of vaak te herhalen omdat hij in deze periode heel snel leert. Langdurige bewegingen en te veel herhalingen achter elkaar zijn echt verboden. Daar is de pup niet op gebouwd. Zorg dat je ook geen druk uitoefent en oefeningen gaat  leiden. Laat het de pup zelf uitzoeken, natuurlijk binnen door jou gestelde grenzen.

Bedenk dat hij in deze fase leert voor zijn leven!

Fase 2 – PUBER: Tussen circa de 9 en 18 maanden zit je hond in de puberteit en zullen hormonen een belangrijke rol spelen. De groeischijven verbenen onder invloed van mannelijke en vrouwelijke hormonen, die in de pubertijd tot ontwikkeling komen. De lengtegroei is dan klaar. Dit proces start gemiddeld rond de leeftijd van tien maanden. Tegen die tijd kan de intensiteit van bewegingen opgevoerd worden. Er kan dan heel rustig begonnen worden met o.a. het leren lopen in een harnas, het richten van zijn aandacht op jouw commando’s en het verder werken aan basisvaardigheden zoals coördinatie, core stability, balans en het aanleren van de energiezuinige draf.

Het werken aan uithoudingsvermogen is, zolang de jonge hond nog niet volledig uitgezwaard is, onverstandig. Als een hond namelijk moe begint te worden, zullen zijn coördinatieve vaardigheden snel afnemen. Hierdoor kan hij de (relatief lichte) impact op zijn lichaam snel slechter verwerken, waardoor er alsnog kans op overbelasting van het skelet plaats kan vinden.

Bij de mens is aangetoond dat een te vroege langdurige, relatief lichte belasting van de lange pijpbeenderen (wat bij duurtrainingen gebeurt) kan leiden tot een vervroegde sluiting van de groeischijven. Een extra reden om de aparte training op uithoudingsvermogen uit te stellen totdat je hond helemaal uitgezwaard is. Dat kan bij kleine honden 1,5 jaar zijn en bij grote zware honden zelf pas na 3 jaar zijn.

In deze periode is het werken aan jullie samenwerking, de coördinatie (proprioceptie) en de core stability als onderdeel van jullie trainingen een absolute must als fundament voor de langere afstanden. Opbouw van het uithoudingsvermogen kan geleidelijk en in kleine stapjes opgevoerd worden. Monitor de ontwikkeling van je hond en wees alert op oververmoeidheid. Geef je hond voldoende rust tussen de trainen en beperk de zwaarte van jullie trainingen.

Proprioceptie in de rug en de gewrichten zijn heel goed trainbaar met behulp van oefeningen, waarbij de verschillende gewrichten korte snelle veranderingen moeten registreren: balansoefeningen op instabiele ondergronden (balanskussen, rockerboards enz)

Fase 3 – JONGE HOND: Door in de vorige fases te werken aan de basisvaardigheden zoals coördinatie, balans, core stability en juist gangwerk is het fundament voor het uitbouwen van de belastbaarheid en het uithoudingsvermogen gelegd.

Het geleidelijk opvoeren van het aantal kilometers met veel aandacht voor de mentale en fysieke ontwikkeling van je hond kan nu ingezet worden. De ontwikkeling van je jonge hond is leidend voor het opvoeren van het aantal kilometers. Niet de druk van de groep waarin je loopt of het doel wat je voor jullie beiden hebt gesteld is bepalend voor de mate waarin je het aantal kilometers per maand  opvoert. Bouw voldoende rustmomenten in voor je hond en wees alert op de subtiele signalen van overtraindheid. Beter te langzaam de belasting opvoeren als te snel.

Blijf werken aan het verfijnen van de basisvaardigheden. Bouw de zwaarte van je trainingen geleidelijk op.  Voeg hoogtemeters toe als de basisconditie voldoende is. En houd de trainingen afwisselend en uitdagend zodat je hond ook mentaal uitgedaagd wordt.  Loop niet altijd hetzelfde rondje of hetzelfde aantal kilometers, want dan wordt het lichaam niet voldoende geprikkeld en gaat de getraindheid zelfs achteruit.

Fase 4 – VOLWASSEN: Snelheid, kracht en uithoudingsvermogen zijn belangrijk om in jullie traingsprogramma verder uit te breiden. Breng variatie aan in jullie trainingen, want een eenzijdige trainingsbelasting leidt tot een daling van het trainingseffect. Wissel LSD (Long Slow Distance) trainingen af met korte interval-trainingen en trailspecifieke trainingen om monotonie te voorkomen en het lichaam gevoelig te houden voor prikkels.

Toename in kleine stappen (geleidelijk) is altijd zinvol en leidt tot een prestatieverbetering. Worden de afstanden te lang om praktisch via de weg van de geleidelijkheid te trainen, dan zijn sprongmatige belastingtoenames een uitkomst mits je hond een solide basis heeft. Blessuregevoelig honden komen niet in aanmerking voor deze manier van trainen.

WARMING UP: Neem de tijd om de eerste 10 tot 15 minuten van jullie training te wijdden aan de warming up van jullie beiden. Het doel van de warming up is om het lichaam, de spieren, gewrichten en zenuwen, wakker te maken en warm te laten worden voor de inspanning die jullie gaan leveren. Ook de gewrichten en dan met name het gewrichtsvloeistof moet de eerste 10-15 minuten warmer worden, waardoor een maximale schokdemping in het gewricht mogelijk wordt.

De duur en invulling van een goede warming up is afhankelijk van de weersomstandigheden, conditie van de hond, de “vorm van de dag” en de inspanning die jullie gaan leveren. Een warming up bij koud weer kan bijvoorbeeld een stevige wandeling van 10 minuten zijn met aansluitend een 5 tot 10 minuten rustig jogtempo en afwisselend korte sprintjes om goed warm te worden. Vervolgens zijn wat losmaakoefeningen van de gewrichten van hond en mens een goede aanvulling voordat jullie overgaan op de kerntraining.

COOLING DOWN: Na een training mag de cooling down voor jullie beiden niet ontbreken. Tijdens de cooling down is het de bedoeling dat de hartslag weer omlaag gaat. De ademhaling en bloedsomloop worden weer rustig, het adrenalineniveau kan weer zakken en het herstel van het lichaam wordt alvast op gang gezet. Stop je abrupt dan blijven hond en mens beiden nog in de ‘werkmodus’ staan, terwijl het lichaam niet meer in beweging is. Het bloed hoopt zich vervolgens op in de actieve lichaamsdelen, waardoor overige lichaamsdelen bloed te kort en dus ook zuurstof tekort komen. Je loopt dan het risico om duizelig en gedesoriënteerd te worden.

Een cooling-down is dus niet alleen bedoeld om spierpijn te voorkomen. Het is voornamelijk belangrijk om duizeligheid te voorkomen en beter te herstellen van het sporten.

Een cooling down kan bijvoorbeeld 10-15 minuten uitwandelen zijn met wat lichte stretchoefeningen van de wervelkolom en heupen. Wij vinden verder een lekker kopje groene thee voor de baas en een bakje water voor de hond een fantastische afsluiting van de training.

VERMOEIDHEIDSSIGNALEN: Blijf ten alle tijde alert op de motivatie van je hond. Vindt hij het nog wel leuk? Ga je niet over zijn grenzen heen omdat jij zo graag wil? En krijgt hij voldoende ruimte om z’n eigen groei te kunnen bepalen?

Let continu op de signalen die je hond bij vermoeidheid kan tonen, omdat hij juist op die momenten te weinig coördinatie kan opbrengen om de bewegingen nog goed uit te voeren. Dan is de kans op blessures het grootst.

Wat zijn die signalen?

  • de bewegingen worden langzamer uitgevoerd
  • de coördinatie wordt minder
  • controle verdwijnt
  • de hond gaat erbij liggen
  • de hond zoekt schaduwplekken of koel gras
  • krijgt wallen onder zijn ogen
  • krijgt rode ogen
  • zijn oren en staart zakken in hoogte
  • de hond gaat hijgen
  • kan zich niet meer concentreren
  • wordt juist heel erg druk
  • wordt bijterig
  • gaat in staking/blokkeert

WAT TRAIN JE ZOAL?
Het kunnen afleggen van een lange afstand gaat niet vanzelf. Daarvoor zul je samen moeten trainen. Maar wat train je dan zoal?

Conditie – Een belangrijk onderdeel van het canitrailen is de conditietraining. Bij inspanning wordt door anaerobe verbranding van glucose lactaat gevormd. Bij grote inspanning kan het lactaatgehalte in de spieren zo hoog worden dat er pijn en stijfheid ontstaat. Precies hetzelfde wat wij voelen na een paar flinke sprints. Het is eigenlijk een mechanisme om te voorkomen dat de spieren overbelast worden. Voldoende training zorgt er voor dat deze lactaatvorming wordt uitgesteld of overmaat lactaat wordt afgevoerd. Echter verhoogde lactaatspiegels zorgen ook voor verminderd coördinatievermogen. Juist in deze periode van vermoeidheid en verminderde coördinatie kunnen blessures ontstaan.

Coördinatie – Een belangrijk deel van blessurepreventie is naast het trainen op conditie ook het trainen op coördinatie. Zonder coördinatie geen versnelling, geen spierkrachttoename en geen goede motoriek. Core Stability is de coördinatie tussen de houdings- en bewegingsspieren van de rug. Core Stability speelt een uitermate belangrijke rol in de training van de hond.

Souplesse – Mobiliteit en het goed kunnen uitvoeren van de loopbeweging op langere afstanden is het resultaat van de bewegelijkheid van het gewricht en het uitrekvermogen van spieren, pezen, gewrichtsbanden en gewrichtskapsels. Een basislenigheid is dan ook vereist. Laat je hond regelmatig controleren op beperkingen in gewrichten en blokkades in de rug!

Rust –Rust is een hele belangrijke factor bij jullie trainingen. Het herstel van het lichaam is van essentieel belang bij een trainingsprogramma.
Bij te weinig rust kan de hond niet (geheel) herstellen en dit zal op den duur leiden tot overtraindheid. Dit betekent uiteraard niet dat je hond op de rustdagen niks mag of moet doen! Een andere vorm van beweging is uitermate geschikt om enerzijds te herstellen van de training en anderzijds toch te blijven bewegen. Het is daarbij niet de bedoeling om tot het uiterste te gaan.

Trailspecifieke vaardigheden – Specifieke vaardigheden om tijdens technische trails te kunnen toepassen, zul je ook samen moeten trainen. Denk bijvoorbeeld aan diverse ondergronden, het stijgen en dalen. Maak hierin dan wel onderscheid in de diverse stijgingspercentages, want wat voor vals plat geldt, geldt zeker niet voor afdalingen van 40%.

Sportkeuring – Voordat je het aantal kilometers daadwerkelijk gaat uitbreiden is het belangrijk om de fitheid en geschiktheid van je hond voor de langere afstanden te laten bepalen door een dierenarts of osteopaat. Regelmatig je hond laten controleren op de beweeglijkheid is voor vele sporthonden een must. Hierdoor blijft het lichaam van je hond in een goed evenwicht, kun je je trainingen bijstellen en blijft je hond lekker in zijn vel zitten…tot op hoge leeftijd:)